Wie kan vrijwilligerswerk doen?

Je mag vrijwilligerswerk doen in twee gevallen:

  • als je een wettig verblijfsdocument hebt
  • als je recht hebt op opvang

Je hebt een wettig verblijfsdocument

Als je een verblijf hebt dat gedekt is door een verblijfstitel of verblijfsdocument, toegekend krachtens de Verblijfswet van 15 december 1980 en de uitvoeringsbesluiten ervan, mag je vrijwilligerswerk doen.

Dit betekent dat alle elektronische verblijfskaarten, maar ook papieren documenten en zelfs proceduredocumenten in aanmerking:

  • elektronische A, B, C, D, E, EU, E+, EU+, F, F+, H, I, J, K, L, M, N kaart
  • het attest van immatriculatie
  • de bijlage 15, bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 26, bijlage 35, ...
  • een aankomstverklaring (bijlage 3)
  • ...

Je hebt recht op opvang

Als je recht hebt op opvang volgens artikel 2, 2° van de Opvangwet van 12 januari 2007, mag je vrijwilligerswerk doen.

Wie heeft recht op opvang?

  • asielzoekers
  • niet-begeleide minderjarigen
  • verlenging opvang door medische overmacht, ...

Hierop bestaat één uitzondering: gezinnen zonder wettig verblijf met een minderjarig kind zijn uitgesloten van het recht om vrijwilligerswerk te doen, ondanks hun recht op opvang (artikel 60 van de Opvangwet). Lees meer over wie recht heeft op materiële opvang.

Combinatie vrijwilligerswerk en dagvergoeding

De dagvergoeding die je ontvangt als je in de opvang zit, kan je behouden wanneer je vrijwilligerswerk doet. Je moet wel op voorhand bij Fedasil melden dat je vrijwilligerswerk gaat doen.

Fedasil kan het vrijwilligerswerk beperken of verbieden; of de cumulatie met de dagvergoeding beperken of verbieden als:

  • de activiteit die je uitoefent geen vrijwilligerswerk blijkt te zijn
  • de activiteit door haar aard, duur of frequentie geen activiteit is die gewoonlijk door vrijwilligers wordt uitgeoefend
  • de activiteit afbreuk doet aan de goede werking van de opvangstructuur
  • als er elementen zijn die misbruik doen vermoeden

Vrijwilligers in het kader van Europees vrijwilligerswerk

Derdelands vrijwilligers die deelnemen aan een vrijwilligersprogramma in het kader van Europees vrijwilligerswerk kunnen een gecombineerde vergunning of arbeidskaart als vrijwilliger aanvragen. Het gaat over door België erkende vrijwilligersprogramma’s zonder winstoogmerk, waarin de activiteiten niet worden vergoed, met uitzondering van onkostenvergoeding en/of zakgeld. Meer info hierover vind je op de pagina 'Vrijwilligers in het kader van Europees vrijwilligerswerk'.

Wie mag geen vrijwilligerswerk doen?

Voor vrijwilligerswerk in ondergeschikt verband is er nog steeds geen wettelijke basis voor:

  • Vreemdelingen zonder wettig verblijf die geen recht op materiële opvang hebben.
  • Gezinnen met minderjarige kinderen zonder wettig verblijf, ondanks hun recht op materiële opvang (behalve afgewezen asielzoekers met een verlengd recht op opvang). 

Voor vrijwilligerswerk 'zonder ondergeschikt verband' is niemand uitgesloten. Dat volgt uit de wet van 3 juli 2005 over de rechten van vrijwilligers.

Vrijwilligerswerk in ondergeschikt verband

De vrijwilligerswet van 3 juli 2005 heeft mensen zonder wettig verblijf en gezinnen met minderjarige kinderen zonder wettig verblijf niet uitgesloten van de wet over de tewerkstelling van buitenlandse werknemers van 30 april 1999. Daardoor is er voor vrijwilligerswerk in ondergeschikt verband een arbeidskaart of een vrijstelling van arbeidskaart nodig. Mensen zonder wettig verblijf kunnen uiteraard een arbeidskaart noch een vrijstelling van arbeidskaart bekomen. Maar de arbeidskaartenreglementering is niet van toepassing voor vrijwilligerswerk zonder ondergeschikt verband.

Vreemdelingen zonder wettig verblijf kunnen dus wel vrijwilligerswerk doen wanneer het niet in ondergeschikt verband is.

Wanneer is er een ondergeschikt verband?

Dit is een feitenkwestie. Volgens een verklaring van een vorige minister van tewerkstelling is er een ondergeschikt verband wanneer een werkgever de vrijwilliger bevelen kan geven over de uitoefening en organisatie van het werk. Daarbij kan er een zekere vrijheid in de uitoefening van de job zijn.