Visumplicht voor een kort verblijf als derdelander

In het kort

Als derdelander heb je in principe een visum nodig om het grondgebied van België te betreden en er kort te verblijven. Voor bepaalde derdelands familieleden van een Unieburger, gelden soepeler regels voor een visum kort verblijf. In bepaalde gevallen zijn derdelanders vrijgesteld van de visumplicht. 

Visumplicht

Wil je familie of het land bezoeken, of om een andere reden België en ruimer het Schengengebied betreden, dan moet je kijken of je hiervoor een visum voor een kort verblijf nodig hebt. Deze lijst is opgenomen in bijlage I bij EU-Verordening 2018/1806 van 14 november 2018.

Een visum kort verblijf of een visumvrijstelling biedt geen automatisch recht op binnenkomst. Bij een eventuele controle aan de grens moet je kunnen aantonen dat je aan de algemene binnenkomstvoorwaarden voldoet:

  • in het bezit zijn van een geldig reisdocument of document dat recht geeft op grensoverschrijding (bijvoorbeeld laisser-passer): minstens drie maanden geldig na uitreis en maximum tien jaar oud
  • reisdoel (onder meer documenten ter staving van terugkeer zoals een retourticket) en verblijfsomstandigheden (uitnodiging gastheer of hotelreservatie) kunnen staven 
  • over voldoende bestaansmiddelen beschikken voor verblijfskosten en terugreis: verbintenis tot tenlasteneming of eigen bestaansmiddelen (bankkaart, kredietkaart, cash, ...)
  • niet met het oog op weigering van toegang in het Schengen Informatiesysteem (SIS) gesignaleerd zijn (onder meer geen actief inreisverbod)
  • geen gevaar vormen voor de openbare orde, nationale veiligheid, volksgezondheid of de internationale betrekkingen van een van de EU-lidstaten en niet om deze redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staan in de nationale databanken van de lidstaten
  • niet meer dan 90 dagen binnen een termijn van 180 dagen op het Schengengrondgebied verbleven hebben, tenzij in het bezit van een geldig visum type D of een geldige verblijfskaart

Als een of meerdere binnenkomstvoorwaarden niet vervuld zijn, kan het visum kort verblijf worden ingetrokken. In dat geval wordt de binnenkomst geweigerd. Er wordt dan een beslissing tot terugdrijving betekend en, in geval onmiddellijke terugdrijving niet mogelijk is, een beslissing tot administratieve vasthouding. Tegen de beslissing tot terugdrijving staat een beroep open bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en tegen de beslissing tot vasthouding bij de Raadkamer.   

Soepelere regels voor familieleden van Unieburgers

Voor derdelands familieleden van Unieburgers gelden soepelere regels voor een visum kort verblijf. Voldoe je als derdelands familielid van een Unieburger aan de gestelde voorwaarden? Dan heb je recht op een visum kort verblijf. 

De afwijkende regels voor derdelands familieleden van Unieburgers worden door de Dienst Vreemdelingenzaken ook toegepast op derdelands familieleden van Belgen. Maar enkel wanneer zij samen gebruik hebben gemaakt van het vrij personenverkeer binnen de EU. Deze praktijk van de Dienst Vreemdelingenzaken is juridisch betwistbaar. De Verblijfswet bepaalt namelijk dat derdelands familieleden van Belgen op dezelfde manier behandeld worden als derdelands familieleden van Unieburgers. Ook als ze geen gebruik hebben gemaakt van het vrij personenverkeer. 

Wanneer ben je vrijgesteld van de visumplicht?

Je hebt geen visum nodig voor binnenkomst en een kort verblijf in België als je:

  • in het bezit bent van een geldige verblijfsvergunning afgeleverd door een Schengenlidstaat of
  • de nationaliteit hebt van een van de landen vermeld in bijlage II bij EU-Verordening 2018/1806 van 14 november 2018.

In deze twee gevallen volstaat je paspoort of identiteitskaart om België te mogen binnenkomen er er kort te verblijven.

Vrijstelling van visumplicht betekent niet dat je onvoorwaardelijk recht hebt op binnenkomst. Als je niet visumplichtig bent, moet je bij een eventuele controle aan de grens kunnen aantonen dat je aan de algemene binnenkomstvoorwaarden voldoet, namelijk: 

  • in het bezit zijn van een geldig reisdocument of document dat recht geeft op grensoverschrijding (bijvoorbeeld laisser-passer): minstens drie maanden geldig na uitreis en maximum tien jaar oud
  • reisdoel (onder meer documenten ter staving van terugkeer zoals een retourticket) en verblijfsomstandigheden (uitnodiging gastheer of hotelreservatie) kunnen staven 
  • over voldoende bestaansmiddelen beschikken voor verblijfskosten en terugreis: verbintenis tot tenlasteneming of eigen bestaansmiddelen (bankkaart, kredietkaart, cash, ...)
  • niet met het oog op weigering van toegang in het SIS gesignaleerd zijn (onder meer geen actief inreisverbod)
  • geen gevaar vormen voor de openbare orde, nationale veiligheid, volksgezondheid of de internationale betrekkingen van een van de EU-lidstaten en niet om deze redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staan in de nationale databanken van de lidstaten
  • niet meer dan 90 dagen binnen een termijn van 180 dagen op het Schengengrondgebied verbleven hebben, tenzij in het bezit van een geldig visum type D of een geldige verblijfskaart

Wanneer een of meerdere binnenkomstvoorwaarden niet vervuld zijn, wordt de binnenkomst geweigerd. Er wordt dan een beslissing tot terugdrijving betekend en - in geval onmiddellijke terugdrijving niet mogelijk is - een beslissing tot administratieve vasthouding. Tegen de beslissing tot terugdrijving staat een beroep open bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en tegen de beslissing tot vasthouding bij de Raadkamer.