Vijf jaar voorwaardelijk verblijf voor derdelands echtgenoot of partner Unieburger

Vijf jaar voorwaardelijk verblijf

De eerste 5 jaar is je verblijfsrecht van onbeperkte duur, maar wel voorwaardelijk. Dat betekent dat je tijdens deze periode moet blijven voldoen aan de voorwaarden voor gezinshereniging. Is dat niet of niet meer het geval, dan kan DVZ een einde maken aan je verblijf. DVZ kan controleren of je nog voldoet aan de voorwaarden maar mag dat niet systematisch doen. Alleen bij redelijke twijfel, bijvoorbeeld naar aanleiding van een adreswijziging.

De termijn van 5 jaar begint te lopen vanaf je aanvraag van een ‘verblijfskaart van een gezinslid van een Unieburger’. Dus de datum op de bijlage 19ter. En niet de datum op je elektronische F kaart.

Kreeg je vóór de afgifte van de bijlage 19ter nog een bijlage 15? Dan begint de periode van 5 jaar te lopen vanaf de datum op de bijlage 15. Een bijlage 15 is een document dat de gemeente moet afgeven in afwachting van een woonstcontrole. Het dekt voorlopig je verblijf in België.

De minister of DVZ kan een einde maken aan je verblijfsrecht in een van de volgende gevallen:

  • je EU-echtgenoot of partner verliest zijn verblijfsrecht, bv. omdat hij niet meer werkt.
  • je EU-echtgenoot of partner verlaat België of overlijdt. 
  • ontbinding, echtscheiding, of nietigverklaring van het huwelijk
  • formele beëindiging van het geregistreerd partnerschap
  • je vormt geen gezinscel meer met je EU-echtgenoot of partner. Dit is juridisch betwistbaar. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie kan dit geen reden zijn om een einde te maken aan je verblijfsrecht.  Het Grondwettelijk Hof bevestigde dit in zijn arrest nr. 121/2013 van 26 september 2013 (zie overweging B.36.8). Het afgeleid verblijfsrecht van de echtgenoot of geregistreerde partner van een Unieburger kan niet beëindigd worden zolang het huwelijk of partnerschap nog bestaat. Een feitelijke scheiding doet hieraan geen afbreuk.
  • je vormt een onredelijke belasting voor de sociale bijstand. Opgelet! Dit is alléén een beëindigingsgrond als je familielid bent van een EU-beschikker of EU-student.
    • Het genieten van OCMW-steun mag niet automatisch leiden tot de intrekking van je verblijfsrecht. Alleen als je een onredelijke belasting vormt voor de sociale bijstand, mag DVZ een einde maken aan je verblijf. Wanneer vorm je een ‘onredelijke belasting’ voor de sociale bijstand? Volgens het Unierecht moet DVZ dit geval per geval beoordelen. Het moet onderzoeken of je financiële problemen al dan niet van tijdelijke aard zijn. DVZ moet ook rekening houden met de duur van je verblijf in België, je persoonlijke omstandigheden en het bedrag van de uitgekeerde steun.
  • de minister of DVZ trok het verblijfsrecht in van je EU-echtgenoot of partner omdat hij fraude pleegde
  • je bent een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid. Een strafrechtelijke veroordeling is daarvan op zich geen bewijs. Je gedrag moet een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging zijn voor een fundamenteel belang van de samenleving.
  • Je bent een gevaar voor de volksgezondheid. Het moet gaan om een ziekte die in de bijlage tot de Verblijfswet staat. Als je ziekte later dan 3 maanden na aankomst optreedt, kan dat geen reden meer zijn voor verwijdering van het grondgebied.

Daarnaast kan de minister of DVZ je verblijfsrecht retroactief intrekken als je fraude pleegde die bijgedragen heeft tot de erkenning van je verblijfsrecht. 

Voordat de minister of DVZ je verblijfsrecht beëindigt of intrekt zal hij je schriftelijk vragen om eventuele relevante informatie, die het nemen van de beslissing kan verhinderen of beïnvloeden, over te maken. Op het hoorrecht bestaan wel een aantal wettelijke uitzonderingen. Ook moet de minister of DVZ altijd rekening houden met de volgende elementen:

  • de duur van je verblijf in België
  • je leeftijd
  • je gezondheidstoestand
  • je gezins- en economische situatie
  • je sociale en culturele integratie in België
  • je banden met het herkomstland

In principe krijg je 15 dagen de tijd vanaf de ontvangst van de brief van de minister of DVZ om relevante informatie schriftelijk over te maken. Heb je belangrijke informatie over je gezondheid of je banden met België? Was je slachtoffer van familiaal geweld? Of val je onder een andere uitzondering? Dan meld je dat best in je antwoord, samen met de bewijzen hiervan.

Als de minister of DVZ je verblijfsrecht beëindigt levert de gemeente een bijlage 21 af. Zonder bevel om het grondgebied te verlaten. De gemeente trekt je verblijfskaart (F kaart) in. 

Tegen de bijlage 21 kan je een automatisch schorsend beroep indienen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen

Als je geen beroep instelt binnen de beroepstermijn of je beroep verworpen wordt door de RvV, kan DVZ een BGV afgeven en moet je het grondgebied verlaten. Anders kan je gedwongen uitgewezen worden.

EU-werknemer of voormalig EU-werknemer

Als de Unieburger die vervoegd werd een EU-werknemer of voormalig EU-werknemer is, heeft zijn (stief)kind het recht om onderwijs te (beginnen) volgen of verder te zetten in België. Zelfs wanneer de Unieburger zijn verblijfsrecht verliest, België verlaat, overlijdt, zijn huwelijk ontbonden is of partnerschap formeel beëindigd. Het gaat om algemeen onderwijs (inclusief hoger en universitair onderwijs), het leerlingstelsel en beroepsopleidingen. Dit recht op toegang tot onderwijs gaat gepaard met een recht op verblijf voor het (stief)kind én voor de ouder die daadwerkelijk zorgt voor het kind. Het verblijfsrecht geldt tot het einde van de studies. Enige voorwaarde is dat Unieburger in België een EU-werknemer was op het moment dat zijn (stief)kind hem kwam vervoegen. Het is niet nodig dat de Unieburger nog werkt op het moment dat zijn (stief)kind de studies aanvangt. Het is ook niet nodig dat zijn (stief)kind (nog) samenwoont met de Unieburger, bv. als de ouders gescheiden zijn. In principe behoudt de ouder dit verblijfsrecht tot de meerderjarigheid van het (stief)kind. Tenzij het (stief)kind de aanwezigheid en zorg van zijn ouder(s) nog nodig heeft nà zijn meerderjarigheid om zijn opleiding te kunnen voortzetten en voltooien. 

Belg of Unieburger overlijdt of verlaat België

Als er gemeenschappelijke schoolgaande kinderen zijn in België, en de gezinshereniger overlijdt of verlaat België, dan behoud je je verblijfsrecht toch als ouder die de bewaring heeft van de kinderen. Ook de kinderen behouden hun verblijfsrecht. De gemeenschappelijke kinderen moeten in België verblijven en hier ingeschreven zijn aan een onderwijsinstelling. Het verblijfsrecht geldt tot het einde van de studies van de kinderen. 

Belg of Unieburger overlijdt

Als de gezinshereniger overlijdt behoud je je verblijfsrecht toch op voorwaarde dat:

  • je minstens één jaar in België verbleven hebt als familielid van een Belg of Unieburger, EN
  • je werknemer of zelfstandige bent, OF 
  • je over voldoende bestaansmiddelen beschikt voor jezelf en je familieleden om te voorkomen dat je ten laste valt van het OCMW en je een ziekteverzekering hebt, OF
  • deel uitmaakt van een in België gevormd gezin van een persoon die voldoet aan die voorwaarden.
Einde huwelijk of partnerschap

Als er een einde komt aan je relatie met je echtgenoot of partner door echtscheiding, ontbinding of nietigverklaring van je huwelijk of beëindiging van je partnerschap, dan behoud je je verblijfsrecht toch in de volgende gevallen:

  • je huwelijk of partnerschap heeft, bij de start van de gerechtelijke procedure tot ontbinding of nietigverklaring van je huwelijk of bij beëindiging van je partnerschap, ten minste drie jaar geduurd, waarvan minstens één jaar in België
    • Opgelet! Als je echtgenoot België ook verlaten heeft, behoud je enkel je verblijfsrecht op basis van drie jaar huwelijk, waarvan één jaar in België, als je echtgenoot nog in België verbleef op de datum van de dagvaarding tot echtscheiding. Is je echtgenoot al uit België vertrokken vóór de start van je echtscheidingsprocedure, dan heb je geen recht om op grond van deze uitzondering je verblijfsrecht in België te behouden. Je hebt dan wel nog een verblijfsrecht in de lidstaat waar je echtgenoot verblijft, ook al wonen jullie daar niet meer samen. Mogelijk behoud je toch een verblijfsrecht in België als je voldoet aan de uitzondering bij "Je echtgenoot of partner verlaat België", OF
  • het recht van bewaring van jullie kinderen is aan jou toegewezen (in onderlinge overeenstemming of bij gerechtelijke beslissing). De kinderen moeten dan wel in België verblijven, OF
  • het omgangsrecht met een minderjarig kind is aan jou toegewezen (in onderlinge overeenstemming of bij gerechtelijke beslissing) en de rechter heeft bepaald dat je dit recht van bewaring in België moet uitoefenen en dit zolang het nodig is

EN voor zover je in elke hypothese bewijst dat je:

  • werknemer of zelfstandige bent in België, OF
  • voor jezelf en je familie beschikt over voldoende bestaansmiddelen om te voorkomen dat je tijdens je verblijf ten laste valt van het OCMW in België en beschikt over een ziekteverzekering, OF
  • deel uitmaakt van een in België gevormd gezin waarvan een persoon voldoet aan één van die voorwaarden.
Intrafamiliaal geweld

Als er een einde komt aan je relatie met je echtgenoot of partner door echtscheiding, nietigverklaring van je huwelijk of beëindiging van je partnerschap, kan DVZ een einde maken aan je verblijfsrecht. Tenzij je het slachtoffer bent van intrafamiliaal geweld. Dan is er in de wet een bijzondere regeling om het slachtoffer te beschermen.

DVZ kan géén einde maken aan je verblijfsrecht als je aantoont dat je tijdens het huwelijk of partnerschap het slachtoffer was van 'geweld in de familie' of van één van de volgende strafbare feiten (artikel 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 Strafwetboek):

  • verkrachting
  • opzettelijke verwondingen of slagen, al dan niet met ziekte, arbeidsongeschiktheid of een aantasting van je fysieke toestand tot gevolg
  • toediening van stoffen die ziekte, arbeidsongeschiktheid of een aantasting van je fysieke toestand veroorzaken

De bewijslast ligt bij het slachtoffer. 

Het begrip 'geweld in de familie' is ruimer omdat het kan gaan om andere vormen van geweld dan de feiten opgesomd in artikel 375, 398 tot 400, 402, 403 en 405 Strafwetboek, bijvoorbeeld psychisch geweld. In de praktijk gaat DVZ strenger om met psychisch geweld dan met fysiek geweld en zal je meer bewijzen moeten overmaken over een langere periode.

Volgens de Verblijfswet moet je als slachtoffer van geweld voldoen aan een aantal bijkomende voorwaarden om je verblijfsrecht te behouden:

  • je moet werken in België als werknemer of zelfstandige, of
  • je moet voldoende bestaansmiddelen hebben voor jezelf en je familie om te voorkomen dat je tijdens je verblijf ten laste valt van het OCMW en je moet een ziekteverzekering hebben, of
  • je moet deel uitmaken van een familie waarvan een persoon voldoet aan al die voorwaarden

Tengevolge van rechtspraak van het Grondwettelijk Hof vraagt DVZ in de praktijk niet langer het bewijs van deze bijkomende voorwaarden (werken enz.).   

Het is van groot belang dat je DVZ en de gemeente zo snel mogelijk op de hoogte brengt van het feit dat je slachtoffer bent van intrafamiliaal geweld. Je doet dit best schriftelijk met een ontvangstbewijs, bijvoorbeeld per aangetekend schrijven. Voeg zoveel mogelijk bewijzen toe.

Van zodra er een aanwijzing is over huiselijk geweld of partnergeweld zal de dienst Gezinshereniging van DVZ (voorlopig) geen einde maken aan je verblijfsrecht en bijkomend onderzoek voeren. Het zal dan een brief sturen naar de gemeente die jou op zijn beurt zal vragen een aantal bewijzen over te maken. Je moet dat doorgaans doen binnen een termijn van 1 tot 3 maanden.

De bewijzen die DVZ van jou zal vragen zijn:

  • het proces-verbaal met je klacht over de feiten van partnergeweld. Als slachtoffer van een misdrijf kan je klacht neerleggen bij de politie. Er wordt dan een PV van verhoor opgesteld. Het parket onderzoekt of ze de dader ook effectief zal vervolgen. Het is dus niet zeker of de klacht zal uitmonden in een strafrechtelijke veroordeling.
  • een brief van het parket dat de stand van een eventueel onderzoek weergeeft
  • een of meerdere medische attesten (als je die hebt)
  • eventueel het bewijs dat je verbleven hebt in een opvangcentrum voor mishandelde vrouwen of het begeleidingsplan van het opvangcentrum. Als je dit bewijs voorlegt acht DVZ het intrafamiliaal geweld sowieso bewezen (zie Evaluatierapport van Raad van Europa/GREVIO over België van 21 september 2020, § 209).
  • bij psychisch geweld: een attest van een psycholoog/therapeut 

Hoe meer bewijzen je als slachtoffer voorlegt, hoe groter de kans dat DVZ de uitzondering toepast (of moet toepassen na een annulatieberoep bij de RvV).

Heb je noch de gemeente, noch DVZ op tijd geïnformeerd dat je het slachtoffer bent van huiselijk geweld en is je verblijfsrecht intussen al ingetrokken? Dan loont het de moeite om je bewijzen toch nog over te maken aan DVZ. Zij kunnen hun beslissing om je verblijfsrecht te beëindigen altijd herzien. Een annulatieberoep bij de RvV zal weinig zin hebben. Tenzij DVZ op het moment van zijn beslissing om je verblijfsrecht in te trekken andere aanwijzingen had dat er mogelijk sprake was van huiselijk geweld en dit niet verder onderzocht. Bijvoorbeeld verklaringen van buren aan een wijkagent.