Rechtbank van eerste aanleg Hasselt - 10/206/B - 27-04-2010

Samenvatting

Wellicht bedoelt de stad Beringen met deze weigeringsgrond in wezen dat de Belgische rechters als 'natuurlijke rechters' exclusief bevoegd waren om van de echtscheidingsvordering tussen verzoekster en haar echtgenoot kennis te nemen, overeenkomstig art. 42 van hetzelfde wetboek, nu verzoekster steeds in België en nooit in Turkije heeft gewoond (art. 25 §1, 7° WIPR). De internationale rechtsmacht van de Belgische rechtbanken, zoals deze inzake echtscheiding voortvloeit uit de bepalingen van de artikelen 5, 11 en 42 van de Belgische WIPR, impliceert niet dat enkel de Belgische rechters, op grond van een exclusieve bevoegdheid, op regelmatige wijze van de betwisting kennis kunnen nemen, en deze regel sluit derhalve hiet uit dat ook een buitenlandse rechtbank krachtens haar nationale bepalingen van internationale rechtsmacht op regelmatige wijze van het geding kan worden gevat. De wetgever heeft met de invoering in het WIPR van zowel algemene als bijkomende bijzondere bevoegdheidsgronden alleen een zo ruim mogelijke rechtsmacht willen geven aan de Belgische rechters, zonder echter dat hun rechtsmacht als exclusief kan worden aanzien. De rechtbank stelt bovendien vast dat door verzoekster geenszins een louter fictieve band werd geschapen met de buitenlandse rechtsmacht om aan de Belgische wetten te ontsnappen, nu er wel degelijk een voldoende nauwe aanknoping met Turkije voorhanden is. Door niets is aangetoond dat verzoekster op gesimuleerde wijze de Turkse rechter heeft opgezocht, teneinde op een of andere wijze de Belgische voorschriften te ontduiken ofte bekomen wat in Belgie onmogelijk zou zijn.