Rechtbank van eerste aanleg Hasselt - 09/142/B - 16-02-2010

Samenvatting

Het Spaanse recht dient derhalve te worden toegepast, gelet op de Spaanse nationaliteit van de aspirant-adoptant. Het Spaanse recht laat evenwel de adoptie van een meerderjarige of van een ontvoogde minderjarige enkel toe indien er, onmiddellijk voorafgaand aan de ontvoogding, een onafgebroken toestand bestond van opvang of samenwoning, die is aangevangen alvorens de kandidaat-geadopteerde de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt. Hierover ondervraagd ter zitting, verklaarde adoptant nooit daadwerkelijk een gezin te hebben gevormd met zijn biologische zoon en diens moeder, omdat zij nooit hebben samengewoond, doch dat hij wel zeer regelmatig bij hen op bezoek kwam en betalingen deed ten voordele van de opvoeding en het onderhoud van zijn natuurlijke zoon. Ter zitting heeft de rechtbank vervolgens de betrokkenen ambtshalve gewezen op een mogelijke toepassing van art. 67, lid 3 W. IPR, dat de rechtbank toelaat om toch het Belgische recht toe te passen, zo de rechtbank van oordeel is dat de toepassing van het buitenlandse recht kennelijk het hogere belang van de geadopteerde zou schaden en de adoptant of de adoptanten kennelijk nauwe banden met Belgie hebben. Art. 67, lid 3 W.IPR is volgens de voorbereidende werken weliswaar een "bijzondere uitzonderingsbepaling" en de rechtsleer lijkt niet te aanvaarden dat een beroep op deze wetsbepaling kan worden verantwoord indien de adoptie enkel een gunstiger erfrechtelijk of fiscaal regime beoogt De motivatie van de kandidaat-adoptant om tot de adoptie over te gaan bestaat in dit concrete geval evenwel niet uitsluitend uit motieven van materiële aard, meer bepaald van erfrechtelijke of onderhoudsplichtige aard, doch is ook en zelfs veeleer ingegeven door de wens om de reeds jarenlange feitelijk onderhouden relatie als vader en zoon thans ook juridisch gestalte te verlenen en hun werkelijk beleefde affectieve banden te verstevigen.