Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 191.225 - 31-08-2017

Samenvatting

Uit de gegevens die de Raad bekend zijn, blijkt dat het vernietigingsarrest nr. 183.155 van 28 februari 2017 aan de verzoekster werd ter kennis gebracht per aangetekende brief van donderdag 2 maart 2017.  Het is dan ook op goede gronden dat de verzoekster betoogt dat zij pas op maandag 6 maart 2017 kennis nam van het voormelde vernietigingsarrest. Immers kan, naar analogie met artikel 39/57, §2, eerste lid, 2° van de vreemdelingenwet en artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek, worden aangenomen dat de aangetekende brief aan de gekozen woonplaats werd aangeboden op de tweede werkdag na de verzending ervan (de termijnen beginnen te lopen vanaf de derde werkdag, doch gelet op het feit dat de dies a quo niet in de berekening van de termijn is inbegrepen, houdt dit in dat de kennisname is gebeurd één werkdag eerder).
 
De Raad kan de verzoekster volkomen bijtreden waar zij stelt dat van een zorgvuldig handelende overheid mag worden verwacht dat zij alle relevante elementen in rekening brengt bij het nemen van haar beslissing. De overheid moet zich bij haar beoordeling van de feitelijkheden van de aanvraag stellen op het moment dat de ongegrondheidsbeslissing wordt genomen. Dit houdt inderdaad in dat de overheid, indien zij geen recente informatie heeft over de (medische toestand van de) vreemdeling over wie zij moet beslissen, aan deze vreemdeling de kans moet geven om zijn aanvraag te actualiseren, of desnoods dat zij de vreemdeling oproept voor een medisch onderzoek hetgeen krachtens artikel 9ter, §1, vijfde lid van de vreemdelingenwet tot de bevoegdheid behoort van de ambtenaar-geneesheer die door de verweerder wordt aangesteld. Hoewel uiteraard niet mag veronachtzaamd dat de bewijslast inzake de verblijfsaanvraag op grond van artikel 9ter van de vreemdelingenwet in de eerste plaats bij de betrokken vreemdeling zelf ligt, en niet in te zien valt waarom dit anders zou zijn in de situatie dat een eerdere weigeringsbeslissing werd vernietigd door de Raad, mag de aanvrager door het handelen van de verweerder echter niet in de onmogelijkheid worden gesteld om de aanvraag tijdig te actualiseren. Het is in het voorliggende geval net daar dat het kalf geboden ligt.
 
Door inzake verzoeksters medische verblijfsaanvraag reeds een nieuwe beslissing te nemen op dezelfde dag dat de verzoekster kennis nam van het arrest waarbij de eerdere beslissing door de Raad werd vernietigd, was de verzoekster niet in de mogelijkheid om haar aanvraag aan te vullen, bijvoorbeeld met de nieuwe (medische) stukken die zij thans aan het verzoekschrift toevoegt. Het voortvarende handelen van de verweerder, die zich bij het nemen van de nieuwe beslissing dan nog op totaal onredelijke wijze steunt op een medisch advies van de ambtenaar-geneesheer van meer dan drie jaar oud om te stellen dat “uit het voorgelegd medische dossier” geen aandoening in de zin van artikel 9ter, §1, eerste lid van de vreemdelingenwet blijkt, getuigt dan ook van bijzonder onzorgvuldig overheidsoptreden. Dit klemt des te meer nu de kwestieuze aanvraag en artikel 9ter van de vreemdelingenwet essentieel de medische toestand van de verzoekster betreft, toestand die evidenter wijze aan evolutie onderhevig is. Nog onredelijker is het van de verweerder om in twee laconieke zinnen (“Er wordt geen rekening gehouden met eventuele stukken toegevoegd aan het beroep tot nietigverklaring bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen gezien deze niet ter kennis werden gebracht aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Het komt immers aan betrokkene toe om alle nuttige en recente inlichtingen in zijn aanvraag of als aanvulling op deze aanvraag aan onze diensten over te maken.”) de verzoekster te verwijten geen nieuwe stukken te hebben overgemaakt om haar aanvraag aan te vullen terwijl hij de nieuwe beslissing zodanig snel heeft genomen dat de verzoekster haar aanvraag onmogelijk kon actualiseren. Van een zorgvuldig handelende overheid kan in het raam van artikel 9ter van de vreemdelingenwet in tegendeel minstens worden verwacht dat zij de vreemdeling, na een vernietiging door de Raad van de beslissing waarbij de aanvraag ongegrond wordt verklaard, na de kennisname van het vernietigingsarrest een redelijke termijn geeft om nieuwe stukken over te maken aangaande diens actuele medische toestand.