Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 199.080 - 31-01-2018

Samenvatting

De nood aan mantelzorg wordt eveneens door de arts-adviseur weerhouden. Hij stelt immers in het advies dat “zijn directe omgeving” kan instaan voor de nodige mantelzorg. Anderzijds stelt het advies verder “overigens lijkt het erg onwaarschijnlijk dat betrokkene in Marokko – het land waar hij tot 2006 verbleef – geen familie, vrienden of kennissen meer zou hebben bij wie hij terecht zou kunnen voor (tijdelijke) opvang en hulp bij het bekomen van de nodige zorgen”. In dit uitzonderlijk dossier van een in het verleden reeds gevaarlijk gebleken ernstig schizofrene man, kan de Raad het betoog volgen dat deze gestandaardiseerde motieven in casu niet draagkrachtig zijn. Zelfs al erkent verzoeker dat hij nog familieleden heeft uit verre bloedlijnen in Marokko, dan nog blijkt eveneens dat de arts-adviseur zelf verwijst naar de noodzaak aan mantelzorg uit “zijn directe omgeving”. De psychiater heeft het heel nadrukkelijk over de nood aan mantelzorg door de moeder en de zussen. Zoals blijkt uit een synthesenota in het administratief dossier, is de gemachtigde zich eveneens bewust van de noodzakelijke mantelzorg geboden door de moeder en zussen voor de nodige structuur en toezicht. Uit die nota blijkt dat de gemachtigde op de hoogte is van het feit dat verzoeker aanvankelijk werd behandeld zonder gedwongen statuut, maar aangezien dit meermaals fout liep, er werd ingegrepen via justitie. De inobservatiename werd gevorderd waardoor verzoeker reeds verschillende malen terecht kwam in een gesloten instelling na vonnissen van de vrederechter van Aalst. De synthesenota stelt uitdrukkelijk “Broer, moeder en zussen van betrokkene verblijven allen legaal in België en zorgen voor de nodige structuur en toezicht.” En verder “toezicht via justitie en mantelzorg door naaste familieleden die de Belgische nationaliteit bezitten”. Verder stelt de Raad vast dat ook de vonnissen van de vrederechter zich in het administratief dossier bevinden, waarin het gevaar voor verzoeker zelf en derden voortvloeiend uit concreet bedreigende feiten wordt erkend. In de aanvraag van 25 maart 2015 werd hier inderdaad ook naar verwezen, evenals naar het belang van de legaal in België verblijvende moeder en zussen. In deze uitzonderlijke situatie kan de Raad het verweer in de nota dan ook niet volgen dat de familieleden uit de verre bloedlijn zouden moeten beschouwd worden als de “directe omgeving” die de nodige mantelzorg op zich zouden kunnen nemen, laat staan eventuele vrienden of kennissen. Dit standpunt is in dit uitzonderlijk geval kennelijk onredelijk. Nu de noodzaak aan mantelzorg door de directe omgeving zowel door de arts-adviseur wordt erkend als heel nadrukkelijk door de behandelende psychiater wordt benadrukt en de gemachtigde ook blijkens het administratief dossier nadrukkelijk de rol van de naaste familieleden in België voor de structuur en toezicht erkent, is het advies van de arts-adviseur niet draagkrachtig gemotiveerd.