Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 184.854 - 30-03-2017

Samenvatting

Terwijl in casu kan worden vastgesteld dat uit de attesten gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de behandelend geneesheer van oordeel is dat verzoekster lijdt aan aandoeningen die moeten worden behandeld, en dat de stopzetting van een behandeling onder meer zou kunnen leiden tot hartfalen, gastritis, maagperforatie, CVA (cerebrovasculair accident), nierinsufficiëntie, hartinfarct en zelfmoord, laat de ambtenaar-geneesheer in het midden of deze behandelingen nodig zijn, op grond van het argument dat er geen specialistische verslaggeving is die de klachten onderbouwt. Deze vrijblijvendheid strookt niet met de taak die hem is opgedragen krachtens artikel 9ter van de Vreemdelingewet, zoals hiervoor omschreven. Het weze immers herhaald dat de ambtenaar-geneesheer onder meer moet overgaan tot de beoordeling van de in het medisch getuigschrift vermelde ziekte en de noodzakelijk geachte behandeling. Derhalve komt het hem toe om daarover ondubbelzinnig te adviseren. Van twee dingen één: indien de ambtenaar-geneesheer van oordeel zou zijn dat de verzoekende partij niet lijdt aan de aandoeningen die werden geattesteerd door de behandelend geneesheer doch met betrekking tot dewelke hij stelt dat er geen specialistische verslaggeving over is, dan had hij daarover standpunt moeten innemen. Nu hij dat niet heeft gedaan, en er dus van moet worden uitgegaan dat hij aanneemt dat betrokkene aan de omschreven aandoeningen lijdt, kan hij niet zonder meer stellen dat niet is aangetoond dat er met absolute zekerheid een behandeling nodig is. Het is immers precies zijn wettelijk omschreven bevoegdheid om te beoordelen of dat al dan niet het geval is.
 
De vrijblijvendheid die uit het advies van de ambtenaar-geneesheer blijkt, leidt tot de vaststelling  dat zij de gegevens van het dossier niet correct heeft beoordeeld in het licht van de hem bij de wet opgedragen taak.