Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 190.078 - 26-07-2017

Samenvatting

Vooreerst betreft de bestreden beslissing geen beslissing tot uitsluiting van het toepassingsgebied van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet. Ten tweede blijkt niet uit de motieven van de bestreden beslissing dat de verzoekende partij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft gepleegd zoals gedefinieerd in de internationale instrumenten waarmee wordt beoogd regelingen te treffen ten aanzien van dergelijke misdrijven of dat de verzoekende partij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties als vervat in de preambule en de artikelen 1 en 2 van het Handvest van de Verenigde Naties of dat de verzoekende partij een ernstig misdrijf heeft gepleegd.
 
Vervolgens blijkt uit artikel 13, §2bis, van de Vreemdelingenwet dat een machtiging tot onbeperkt verblijf slechts kan beëindigd worden indien valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt werden of fraude werd gepleegd of andere onwettige middelen werden gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor het bekomen van de machtiging tot verblijf. Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat de verzoekende partij fraude gepleegd heeft, valse of vervalste documenten gebruikt heeft of andere onwettige middelen gebruikt heeft om tot een verblijf gemachtigd te worden. Artikel 13, §3, van de Vreemdelingenwet bepaalt uitdrukkelijk dat een bevel om het grondgebied te verlaten kan afgeven worden aan de vreemdeling die gemachtigd werd om voor een beperkte tijd in het Rijk te verblijven ingevolge de Vreemdelingenwet of ingevolge de bijzondere omstandigheden eigen aan de betrokkene of ingevolge de aard of de duur van zijn activiteiten in België:
 
1° indien hij langer dan deze beperkte tijd in het Rijk verblijft;
2° indien hij niet meer voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden;
3° indien hij valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten heeft gebruikt, of fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor het bekomen van de machtiging tot verblijf.
 
Ook uit voormelde bepaling blijkt niet dat in casu de machtiging tot verblijf van de verzoekende partij, die op het ogenblik van de bestreden beslissing diende te beschikken van een machtiging tot onbeperkt verblijf overeenkomstig artikel 13, §1, van de Vreemdelingenwet, niet kan worden omgezet in een machtiging tot onbeperkt verblijf daar de verzoekende partij feiten van openbare orde gepleegd heeft.
 
Daarenboven maakt de verwerende partij in de bestreden beslissing ook niet aannemelijk dat de verzoekende partij een actueel en daadwerkelijke bedreiging voor de openbare orde vormt, door louter te verwijzen naar een veroordeling van de correctionele rechtbank van Antwerpen waaruit blijkt dat de verzoekende partij op 22 december 2009 tot een gevangenisstraf van 2 maanden met uitstel van 3 jaren werd veroordeeld. Ten eerste werden de feiten waarvoor de verzoekende partij veroordeeld werd, gepleegd voor de verzoekende partij tot een verblijf van beperkte duur werd gemachtigd. Ten tweede werd de machtiging tot beperkt verblijf van de verzoekende partij na haar veroordeling van 22 december 2009 tweemaal verlengd. De verwerende partij kon op het ogenblik van de beslissingen tot verlening niet onwetend zijn van de veroordeling van 22 december 2009. Gelet op deze concrete omstandigheden eigen aan de zaak van de verzoekende partij, is het in casu niet duidelijk waarom de verwerende partij heden van mening is dat de verzoekende partij actueel een risico vormt voor de openbare orde, nu de verblijfsmachtiging van de verzoekende partij nadat zij veroordeeld was, tot twee keer toe verlengd werd. Wanneer de verwerende partij zich op een gevaar voor de openbare orde beroept, moet zij aantonen dat de betrokkene inderdaad een dergelijk gevaar vormt. De verwerende partij kan zich niet beperken tot het verwijzen naar een strafrechtelijke veroordeling.
 
De verzoekende partij maakt de schending van artikel 13 van de Vreemdelingenwet aannemelijk.