Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 211.536 - 25-10-2018

Samenvatting

De Raad stelt vast dat in de bestreden beslissing duidelijk het determinerende motief wordt weergegeven op basis waarvan deze is genomen. Er wordt immers – met verwijzing naar artikel 9bis van de Vreemdelingenwet – toegelicht dat de door de verzoekende partij ingediende aanvraag om tot een verblijf in het Rijk te worden gemachtigd niet in overweging kan worden genomen, omdat niet blijkt dat de verzoekende partij werkelijk in Erpe-Mere verblijft. Hierbij wordt verwezen naar een woonstcontrole van 15 december 2015 die, naar aanleiding van de aanvraag van de verzoekende partij, heeft plaatsgevonden.
 
De verzoekende partij betoogt dat de voorziene motivering niet adequaat is, waar geen nadere informatie wordt verstrekt omtrent de controle van 15 december 2015 en deze controle ook niet wordt gevoegd bij de beslissing. Zij is van mening dat de motivering haar niet toelaat te begrijpen waarom in de woonstcontrole wordt geconcludeerd dat zij niet op het opgegeven adres woont.
 
De Raad merkt in dit verband allereerst op dat wanneer een stuk waarnaar wordt verwezen in de motivering niet wordt opgenomen in de beslissing zelf (en niet wordt bijgevoegd), het volstaat om in het kort het voorwerp en de inhoud van dit stuk te vermelden, zonder dat het nodig is het in extenso over te nemen (I. OPDEBEEK en A. COOLSAET, Administratieve rechtsbibliotheek: formele motivering van bestuurshandelingen, Brugge, die Keure, 1999, p. 131 – 133). In de bestreden beslissing wordt verwezen naar een woonstcontrole op 15 december 2015. Het verslag van deze controle is voorhanden in het administratief dossier. De inhoud van dit verslag wordt ook in het kort weergegeven in de bestreden beslissing, namelijk de vaststelling dat de verzoekende partij niet werkelijk in Erpe-Mere verblijft. De Raad benadrukt verder dat in de bestreden beslissing duidelijk wordt aangegeven op welke datum een controle met betrekking tot de aanwezigheid van de verzoekende partij werd uitgevoerd en dat tevens wordt besloten dat deze controle leerde dat zij niet werkelijk op dit adres verblijft. Deze motivering is pertinent en draagkrachtig. Er dient verder te worden opgemerkt dat de formele motiveringsplicht niet inhoudt dat de motieven van de motieven worden toegelicht en niet impliceert dat indien een bestuur bepaalde gegevens heeft verzameld ter onderbouwing van een bestuurlijke beslissing, dit bestuur niet kan volstaan met een verwijzing naar de woonstcontrole waarbij op zekere wijze kon worden vastgesteld dat de verzoekende partij niet werkelijk woont op het in de verblijfsaanvraag opgegeven verblijfsadres en moet uiteenzetten welke initiatieven de betrokken ambtenaar al dan niet nam of welke bevindingen voorafgingen aan zijn vaststelling dat de verzoekende partij niet werkelijk woont op het opgegeven adres. Het gegeven dat deze inlichtingen niet in de bestreden beslissing worden vermeld, of dat het woonstverslag zelf niet wordt gevoegd aan de bestreden beslissing, verhindert de verzoekende partij immers niet om kennis te nemen van het determinerende motief dat aan de basis ligt van de bestreden beslissing en om eventueel de correctheid ervan te betwisten. De verzoekende partij kan dan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat haar “recht van verdediging” is geschonden doordat een onvoldoende duidelijke motivering werd voorzien.