Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 181.193 - 24-01-2017

Samenvatting

Wat betreft de schoolgaande kinderen voeren verzoekers terecht aan dat het in hun uitzonderlijke en specifieke situatie bijzonder moeilijk zou zijn, na meer dan elf jaar onderwijs in ons land en voor de kinderen zonder enige ervaring met het Russisch onderwijssysteem, van nul te beginnen in Rusland gezien hun leeftijd en de duur van het verblijf in België, ook al erkennen zij dat zij geen gespecialiseerd onderwijs nodig hebben. Terwijl niet werd nagegaan of het niet kennen van de geschreven taal, in casu het Cyrillisch schrift, het de terugkeer naar het land van oorsprong van de ouders, onmogelijk of bijzonder moeilijk maakt, zelfs in geval van een slechts tijdelijke voortzetting van het onderwijs in Rusland. Ook de Raad van State heeft in zijn arresten reeds erkend dat niet in om het even welke situatie kan worden volstaan met het motief dat geen gespecialiseerd onderwijs nodig is, om dit element niet als buitengewone omstandigheid te aanvaarden (RvS 8 februari 2002, nr. 103.410 en RvS 27 oktober 2004, nr. 136.791).
 
De Raad volgt verweerder dan ook niet waar hij meent dat verzoekers slechts een summiere kritiek zouden gehad hebben, noch waar hij stelt dat de gemachtigde handelde na grondig onderzoek van de elementen die de concrete situatie van verzoekers daadwerkelijk kenmerken. Het louter antwoorden op alle door verzoekers aangehaalde elementen afzonderlijk volstaat in casu niet, nu de Raad in deze uitzonderlijke zaak van mening is dat deze aangehaalde buitengewone omstandigheden door de gemachtigde op kennelijk onredelijke wijze werd beoordeeld. Verweerder onderstreept in deze terecht dat de gemachtigde over een ruime appreciatiebevoegdheid beschikt en de Raad zich hierbij niet in de plaats van de gemachtigde mag stellen, doch dit neemt niet weg dat de gemachtigde hierbij niet op kennelijk onredelijke wijze mag te werk gaan, en niet mag nalaten in concreto te onderzoeken of een voortzetting van het onderwijs de facto mogelijk is in het land van oorsprong van de ouders indien de kinderen gedurende hun ganse leven, waarbij de oudste geboren werd in oktober 2002 enkel Belgisch onderwijs hebben gehad. Verwerende partij heeft niet op een deugdelijke wijze onderzocht of de aanwezigheid van schoolplichtige kinderen een beletsel kan vormen voor verzoekers om hun aanvraag om tot een verblijf te worden gemachtigd in te dienen via de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post.
 
Verzoekers kunnen worden gevolgd in hun betoog dat de verwerende partij de bepalingen van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet, de materiële motiveringsplicht en het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. Ten onrechte stelt verwerende partij dienaangaande dat de bewijslast vergt dat verzoekers aantonen dat het voortzetten van het onderwijs in Rusland onmogelijk is. Verzoekers hebben aangetoond en bewezen dat hun gezamenlijke kinderen nooit Russisch onderwijs kregen, wat overigens niet is betwist door de verwerende partij. Evenmin is betwist dat het land van oorsprong van de ouders Rusland is. Verzoekers wijzen er terecht op dat het algemeen gekend is dat het Russisch geschrift een volkomen ander geschrift is dan het Nederlands. Het is algemeen gekend dat enig vergelijk tussen beide schriften niet bestaand is. Terecht stellen verzoekers dat met het belang van de kinderen onvoldoende rekening werd gehouden in de bestreden beslissing. De bestreden beslissing is kennelijk onredelijk genomen.
 
Waar de verwerende partij er nog op wijst dat verzoekers hun feitelijke verantwoordelijkheid voor de integratie van de kinderen en hun onderwijs afschuiven op de overheid terwijl zij wisten dat hun verblijf slechts voorlopig werd toegestaan, wordt er opgemerkt dat in casu de overheid mede een verantwoordelijkheid draagt. De asielaanvraag en haar procedure heeft meer dan zes jaar geduurd en verzoekers hebben tijdens hun legaal verblijf hun aanvraag ingediend in december 2009. De verwerende partij heeft, ondanks vele herinneringsbrieven van de respectievelijke advocaten van verzoekers nog gewacht tot 25 augustus 2016 om de bestreden beslissing te nemen, hetzij meer dan zes jaar. De moeder van één kind van eerste verzoeker werd op 9 april 2010 geregulariseerd zodat verzoekers de hoop konden hebben een positief gevolg te krijgen op hun aanvraag. De bewering van de verwerende partij dat de kinderen thuisonderwijs kregen wordt tegengesproken door de stukken gevoegd aan de aanvraag en aanvullingen nu verzoekers bewijzen voorlegden aangaande het volgen van onderwijs van de kinderen in een school in Hasselt