Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 200.210 - 23-02-2018

Samenvatting

Zoals reeds gesteld betoogt de verzoekende partij in haar verzoekschrift dat zij de verwerende partij in een actualisatie van 18 juli 2017 had gewezen op de hoge kostprijs van insuline in Ghana die in de praktijk de toegankelijkheid van de zorgen belemmert.
 
[…]
 
Aldus is aannemelijk gemaakt dat de bedoelde brief wel degelijk aan de verwerende partij werd bezorgd en dat zij dus op de hoogte was of hoorde te zijn van de erin opgenomen informatie over de hoge kostprijs van insuline in Ghana.
 
Hieruit vloeit voort dat evenzeer aannemelijk is gemaakt dat dat verzoekende partij, als aanvrager, zoals artikel 9ter, §1, derde lid dat voorschrijft, inlichtingen heeft overgemaakt aangaande de mogelijkheden en de toegankelijkheid tot een adequate behandeling in haar land van herkomst.
 
Vervolgens moet worden nagegaan of de motivering in de bestreden beslissing omtrent de financiële toegankelijkheid afdoende is, en blijk geeft van de vereiste zorgvuldigheid.
 
De Raad stelt inderdaad vast dat het kwestieuze “als-dan”-motief van de ambtenaar-geneesheer niet afdoende is. Zowel de verzoekende partij als de Raad hebben er het raden naar of de apotheken de noodzakelijke insuline doorgaans al dan niet boven of onder de prijs zoals vastgelegd op de lijst van de NHIS verkopen en wat de prijs is. Op die manier kan niet worden vastgesteld of de verzoekende partij de insuline al dan niet zelf zal moeten bekostigen en zo ja, wat de impact van die kost zal zijn op de effectieve toegankelijkheid tot deze medicatie. Het administratief dossier lijkt hierover ook geen enkele indicatie te bevatten, en de verwerende partij toont niet aan dat daar anders over zal moeten worden gedacht. Evenmin kan worden vastgesteld dat met dit motief een antwoord wordt geboden op het argument van de verzoekende partij in haar aanvraag dat de hoge kostprijs de behandeling in werkelijkheid ontoegankelijk maakt.
 
Hoewel de Raad begrip kan opbrengen voor het feit dat deze informatie niet steeds in detail zal kunnen worden bekomen, blijkt dat de verwerende partij in deze specifieke zaak wel degelijk toegang zou kunnen hebben tot de informatie over de reële kostprijs van de behandeling: in het stuk waarop de ambtenaar-geneesheer zich beroept inzake al dan niet tegemoetkoming van het NHIS in de prijs van medicatie (het heeft geen betrekking op diabetes doch op een vorm van kanker die ter zake niet relevant is) blijkt dat door het bestuur zeer specifieke vragen werden gesteld aan contactpersoon GH12 over de daadwerkelijke kostprijs, niet alleen van medicatie maar ook van verschillende behandelingen (intra muros en ambulant) van medische beeldvorming en van opvolging door gespecialiseerde artsen in Ghana en dat die in staat is gebleken daar gedetailleerde informatie over te verstrekken. In die optiek valt niet in te zien waarom dat niet zou kunnen voor wat betreft de in casu noodzakelijke behandeling, temeer nu de verzoekende partij het probleem van de hoge kostprijs reeds onder de aandacht had gebracht van de verwerende partij.
 
Minstens blijkt uit deze handelwijze dat de verwerende partij het zelf van belang acht in de mate van het mogelijke te weten te komen wat de effectieve kostprijs is van een behandeling. Dat is ook logisch, aangezien zelfs in het geval van de verzoekende partij, van wie wordt gesteld dat zij niet aantoont arbeidsongeschikt te zijn, moet kunnen worden nagegaan of zij niet slechts een theoretische toegankelijkheid tot insuline zou hebben omwille van de hoge kostprijs, en of de verzoekende partij deze prijs in alle redelijkheid zou kunnen dragen, temeer nu het in casu gaat om een voortdurende behandeling. Dat de verwerende partij in casu geen verder onderzoek heeft verricht, brengt dan ook een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel aan het licht.
 
Het gestelde in de bestreden beslissing en het daarbij aansluitende verweer in de nota, met name dat de verzoekende partij niet aannemelijk maakt dat zij in het herkomstland niet zou kunnen worden tewerkgesteld en alzo niet zou kunnen instaan voor haar eigen medische kosten, doet om die reden geen afbreuk aan het eerder vastgestelde motiveringsgebrek.
 
Een schending van de formele motiveringsplicht en het zorgvuldigheidsbeginsel in het licht van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet is aannemelijk gemaakt.