Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 180.068 - 22-12-2016

Samenvatting

Uit de door de verzoekende partij bijgebrachte informatie blijkt eveneens dat (kandidaat-)vluchtelingen in Bulgarije vaak het mikpunt zijn van en het slachtoffer worden van allerlei vormen van racisme, geweld en discriminatie, en zij ook worden geviseerd en in een slecht daglicht worden gesteld door de media alsook in politieke propaganda.
 
Artikel 3 van het EVRM bepaalt dat “(n)iemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen”. Deze bepaling bekrachtigt een van de fundamentele waarden van elke democratische samenleving en verbiedt in absolute termen folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen, ongeacht de omstandigheden en de handelingen van het slachtoffer (vaste rechtspraak: zie bv. EHRM 21 januari 2011, M.S.S./België en Griekenland, § 218).
 
Om een schending van artikel 3 van het EVRM vast te stellen moeten de betwiste handelingen en omstandigheden een minimumniveau aan hardheid bereiken, maar de beoordeling van dit minimumniveau is relatief en afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, zoals de duur van de behandeling en de lichamelijke en mentale gevolgen en, in sommige gevallen, het geslacht, de leeftijd en de gezondheidssituatie van het slachtoffer (EHRM 21 januari 2011, M.S.S. v. België en Griekenland, nr. 30.696/09, § 249; EHRM 5 februari 2015, A.M.E. v. Nederland, nr. 51428/10, § 28).
 
Gelet op de door de verzoekende partij bijgebrachte informatie, het gebrek aan enige (andersluidende) informatie van het Commissariaat-generaal omtrent de situatie van (kandidaat-) vluchtelingen in Bulgarije, en gezien het specifieke profiel van verzoekende partij, een jonge Syriër die reeds sedert december 2014 in België verblijft en hier twee jaar geleden asiel aanvroeg en hier familie heeft, alsook de precaire en problematische situatie waarin zij verkeert, kan, bij een eventuele terugkeer naar Bulgarije (als zij al terug wordt toegelaten tot het grondgebied) en gegeven de omstandigheden voor vluchtelingen aldaar, een schending van artikel 3 van het EVRM worden aangenomen.