Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 198.305 - 22-01-2018

Samenvatting

Na lezing van het administratief dossier is de Raad overtuigd dat verzoekster duidelijk nog steeds worstelt met haar geaardheid, dat zij bevreesd is dat zij niet zal worden geaccepteerd door haar familie, vrienden en gemeenschap en dat haar focus sinds haar komst naar België lag/ligt op het behalen van een master diploma, waaraan zij haar ganse toekomstbeeld koppelt. Verzoeksters mentale ingesteldheid, haar emotionele kwetsbaarheid, haar onzekerheid, haar terughoudendheid, de manier waarop zij spreekt over de bewustwording en de beleving van haar seksuele geaardheid, de twijfel, angst en schaamte waarmee zij kampt – mede gevoed door haar achtergrond en haar geloof –,  de focus op haar studies, haar faalangst, haar ziekte en depressie die zij moest overwinnen en haar streven om op eigen benen te staan en onafhankelijk van haar familie een leven op te bouwen, verklaren naar het oordeel van de Raad waarom in casu verzoekster nooit de intentie heeft gehad om asiel aan te vragen in België, waarom zij zich niet verder heeft verdiept in het situatie van homoseksuelen in haar land van herkomst, waarom zij tot op heden geen contacten heeft gezocht met de LGTBI-gemeenschap in België, waarom zij nog geen organisaties of psycholoog heeft geraadpleegd om haar te helpen om het innerlijke conflict waarmee zij worstelt op te lossen en waarom zij sinds haar aankomst in België nog geen relaties heeft aangegaan. De motieven van de besteden beslissing kunnen aldus geenszins volstaan om verzoeksters geloofwaardigheid in twijfel te trekken.
 
Uit de bestreden beslissing blijkt dat de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen erkent dat de Zimbabwaanse LGBTI-gemeenschap geconfronteerd wordt met problematische situaties en homofobe reacties. Uit de informatie toegevoegd aan het administratief dossier en de door verzoekster bijgebrachte informatie blijkt inderdaad dat homoseksualiteit in Zimbabwe nog steeds taboe is en zelfs strafbaar wordt gesteld, dat er in de afgelopen jaren ook effectief mensen werden gearresteerd omwille van hun homoseksuele geaardheid en dat de LGBTI-gemeenschap wordt geïntimideerd, gediscrimineerd en fundamentele rechten wordt ontzegd. De Raad besluit dan ook dan in hoofde van verzoekster een gegronde vrees voor vervolging kan worden aangenomen wegens het behoren tot een bepaalde sociale groep en dat zij aldus overeenkomstig artikel 1, A (2) van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet als vluchteling dient te worden erkend.