Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 497 - 28-06-2007

Samenvatting

Verzoeker betwist niet dat hij afkomstig is uit Noord-Irak en dat zijn familie daar verblijft. Uit publieke informatie blijkt dat er op dit ogenblik in Noord-Irak, geen reëel risico van ernstige schade in de zin van artikel 48/4, § 2, c van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen bestaat. Uit het Cedoca-antwoorddocument blijkt dat ook de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) oordeelt dat een terugkeer van afgewezen asielzoekers naar NoordIrak verantwoord is, op voorwaarde dat zij in Noord-Irak familie- en gemeenschapsbanden hebben die kunnen voorzien in hun basisbehoeften, hetgeen in casu het geval is.