Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 187.086 - 19-05-2017

Samenvatting

De vergelijking van de verschillende aanvragen, met name de ingeroepen elementen ter ondersteuning van de aanvraag, die volgt uit artikel 9ter, § 3, 5° van de Vreemdelingenwet, strekt zich derhalve uit van de ziekte op basis waarvan de verblijfsaanvraag wordt ingediend, de graad van ernst en de noodzakelijke behandeling ervan tot elementen die betrekking hebben op de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de benodigde behandeling in het land van herkomst.
 
Uit de bewoordingen van artikel 9ter, § 3, 5° van de Vreemdelingenwet blijkt niet dat de wetgever elk nieuw element dat zich heeft gemanifesteerd in het kader van de gezondheidstoestand van de betrokkene heeft willen uitsluiten wanneer die zich beroept op eenzelfde aandoening. Tevens blijkt niet dat elementen ingeroepen ter ondersteuning van een navolgende aanvraag zoals bedoeld in artikel 9ter, § 1, vijfde lid van de Vreemdelingenwet, die zouden nopen tot een nieuwe beoordeling van “het in het eerste lid vermelde risico, van de mogelijkheden van en van de toegankelijkheid tot behandeling in zijn land van herkomst of het land waar hij verblijft, en van de in het medisch getuigschrift vermelde ziekte, haar graad van ernst en de noodzakelijk geachte behandeling”, zonder meer buiten beschouwing kunnen worden gelaten om de enkele reden dat ze niet de gezondheidstoestand van de betrokken vreemdeling in strikte zin betreffen.
 
(…)
 
Uit dit motief blijkt dat verwerende partij is overgegaan tot een vergelijking van de voorgelegde medische documenten, met name het standaard medisch getuigschrift van 5 juni 2013 gevoegd bij de aanvraag van 28 juni 2013, met de “beslissing dd. 5.11.2012” in het kader van de tweede aanvraag van 18 september 2012.
 
Uit hetzelfde motief blijkt ook dat de vergelijking van de verschillende aanvragen werd beperkt tot een beoordeling of de gezondheidstoestand ongewijzigd is gebleven in het licht van de “beslissing dd. 5.11.2012”, in casu de vaststelling dat er geen sprake is van een levensbedreigende aandoening. Deze handelwijze vindt geen steun in artikel 9ter, § 3, 5° van de Vreemdelingenwet daar, zoals hierboven uiteengezet, deze bepaling vereist dat het de verschillende aanvragen zijn, met name “de ingeroepen elementen ter ondersteuning van de aanvraag”, die met elkaar moeten worden vergeleken.
 
Daarenboven benadrukt de Raad dat het toepassingsgebied van artikel 9ter, §1 van de Vreemdelingenwet ruimer is dan enkel ziektes die onmiddellijk levensbedreigend zijn. Verzoekster kan dan ook worden gevolgd worden in het hierboven geciteerde betoog.
 
Gelet op het voorafgaande, kan niet worden vastgesteld dat de bestreden beslissing is gesteund op een deugdelijke beoordeling van alle voorgelegde elementen in het licht van artikel 9ter, § 3, 5° van de Vreemdelingenwet. De nota van verwerende partij laat niet toe anders te besluiten.