Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 186.972 - 18-05-2017

Samenvatting

De Raad stelt vast dat de verweerder in de nota met opmerkingen niet ingaat op het argument  dat een aanvraag voor een visum met het oog op gezinshereniging vanuit Pakistan voor hem geen optie is, omdat de verzoeker het voorwerp uitmaakt van een inreisverbod van twee jaar en omdat zijn partner 19 jaar oud is en er vóór de leeftijd van 21 jaar geen aanvraag gezinshereniging kan ingediend worden in functie van een Belgische partner.
 
In de bestreden akte wordt wat dit laatste punt betreft, gesteld dat de verzoeker in het geval hij zou huwen of wettelijk samenwonen met zijn partner, en dit huwelijk in België erkend wordt, bij de voor hem bevoegde Belgische vertegenwoordiging een visumaanvraag kan indienen met het oog op gezinshereniging. Dit element betreft één van de elementen die heeft geleid tot het besluit dat de terugkeer naar Pakistan geen schending inhoudt van artikel 8 van het EVRM.
 
Verzoekers argument dat een dergelijke visumaanvraag in casu niet mogelijk is, vindt steun in de wet. Met name dient te worden gewezen op het bepaalde in artikel 40ter van de vreemdelingenwet, zoals van toepassing op het moment van de bestreden beslissing, dat de gezinshereniging van derdelanders met Belgen regelt.