Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 183.908 - 16-03-2017

Samenvatting

De verwerende partij kan in beginsel worden gevolgd waar zij onder verwijzing naar de rechtspraak van de Raad oppert dat “(d)e vaststelling dat de behandeling en opvolging beschikbaar en toegankelijk is in het herkomstland, volstaat om een aanvraag om machtiging tot verblijf op grond van artikel 9ter van de vreemdelingenwet niet gegrond te verklaren” en dat “(h)et betoog dat de pathologie zijn oorsprong vindt in het herkomstland, (…) aan voorgaande geen afbreuk (doet)”. De Raad merkt echter op dat de verwijzing naar specifieke arresten van de Raad niet dienstig is, aangezien rechterlijke beslissingen in de continentale rechtstraditie geen precedentswaarde hebben (RvS 21 mei 2013, nr. 223.525; RvS 16 juli 2010, nr. 5.885 (c); RvS 18 december 2008, nr. 3.679 (c)). De verwerende partij toont trouwens niet aan dat de situatie in de geciteerde arresten identiek is of gelijkaardig aan onderhavig geval. In haar nota met opmerkingen beweert de verwerende partij weliswaar dat de arts-adviseur zijn onderzoek naar de beschikbaarheid van de zorgen niet dient toe te spitsen per regio en geen gedetailleerd overzicht dient te bieden van waar wat beschikbaar zou zijn, maar dit betekent niet dat zij de relevante gegevens, die door verzoekers in hun aanvraag werden aangebracht, zomaar kan veronachtzamen. Met betrekking tot de regionale verschillen stelt de verwerende partij in haar nota met opmerkingen dat het verzoekers vrij staat om zich te vestigen in een buurt van een hospitaal of in een regio waar meer voorzieningen zijn dan in een andere regio, maar deze a posteriori-overwegingen kunnen niet in het advies of in de bestreden beslissing worden teruggevonden. Er mag nochtans van een zorgvuldig handelende overheid, die geconfronteerd wordt met een aanvraag om machtiging tot verblijf, waarin op een aantal specifieke punten wordt gewezen en met informatie uit het administratief dossier die een invloed kan hebben op de beoordeling van deze aanvraag, verwacht worden dat zij in haar advies/beslissing laat blijken dat zij hiermee terdege rekening heeft gehouden.
 
De Raad merkt op dat verzoekers, die afkomstig zijn uit Tropojë in het Noord-oosten van Albanië, in hun aanvraag om machtiging tot verblijf van 24 december 2015 hadden gewezen op een aantal specifieke omstandigheden die eigen zijn aan het individuele geval van L. D. Zo hadden zij niet alleen benadrukt dat de psychische problematiek zijn oorzaak vindt in de bloedwraak waarin de familie in het land van herkomst verwikkeld is, maar hadden zij ook uitdrukkelijk gewezen op de zeer jonge leeftijd van L. D. Uit de stukken die verzoeker als bijlage bij zijn aanvraag om machtiging tot verblijf had gevoegd (Unicef Child Notice Albania, 2015), blijkt dat bloedwraak ertoe kan leiden dat kinderen thuis opgesloten blijven en onder andere in de onmogelijkheid verkeren om buiten te komen en school te lopen. Terloops wijst de Raad erop dat het relaas van verzoekers over de bloedwraak, waarin zij verwikkeld zijn in het kader van hun asielaanvragen, steeds geloofwaardig werd bevonden. In zijn arrest van 3 februari 2016 bevestigt de Raad trouwens dat “het (…) ongeval en de bloedwraak die hieruit is voortgevloeid geenszins worden betwist of ter discussie worden gesteld” (zie punt 1.18.).
 
In het administratief dossier bevindt zich, naast het document ‘BMA-7558’ waarnaar in het hierboven geciteerde advies van de arts-adviseur wordt verwezen en dat betrekking heeft op een schizofrene vrouw van 35-jarige leeftijd, tevens een antwoordformulier van de “Belgian Desk on Accessibility” van 23 oktober 2014, dat betrekking heeft op een Albanese vrouw van 32-jarige leeftijd die aan een ‘PTSD’ lijdt, waaruit het volgende blijkt: “There is an unequal distribution of resources and services. As a result, mental health services continue to be limited and centralized and therefore they don’t provide easy access and continuity of care to a large portion of the country. In most districts, there are no specialized outpatient facilities or these facilities are composed of a psychiatrist/neuro-psychiatrist and the nurses who work with them. The available resources make it impossible to provide adequate mental health community services suited to the needs of the population. (…) The population of the north-eastern part of the country faces numerous challenges to receive proper mental health services.”
 
 Met betrekking tot de beschikbaarheid van de nuttig geachte psychiatrische begeleiding stelt de arts-adviseur in zijn advies “dat in Albanië psychiatrische aandoeningen behandeld en opgevolgd kunnen worden, zowel ambulant als in een hospitaal-setting. Psychiaters en psychologen zijn beschikbaar. Er zijn psychiatrische voorzieningen in meerdere steden, alsook beschikbaarheid van psychofarmaca indien nodig.”. De Raad stelt vast dat uit het advies niet kan worden opgemaakt dat rekening werd gehouden met een aantal pertinente elementen uit de aanvraag zoals de minderjarigheid van L.D. en de specifieke situatie van verzoekers in hun land van herkomst die implicaties kunnen hebben op de beoordeling, zoals bedoeld in artikel 9ter, §1, vijfde lid, van de vreemdelingenwet.
 
Verzoekers kunnen worden bijgetreden in zoverre zij de schending van het zorgvuldigheidsbeginsel aanvoeren in het licht van artikel 9ter van de vreemdelingenwet.