Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 183.886 - 15-03-2017

Samenvatting

Uit het betoog blijkt dat de verzoekende partij er zich aan stoort dat de ambtenaar-geneesheer tot zijn conclusies komt zonder haar onderzocht te hebben.
 
Dienaangaande merkt de Raad op dat artikel 9ter, §1, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet uitdrukkelijk bepaalt dat de medische appreciatie van een aanvraag tot verblijf op grond van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet enkel gebeurt door een ambtenaar-geneesheer (zie in die zin ook memorie van toelichting bij de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen waarbij artikel 9ter in de vreemdelingenwet werd ingevoerd (Parl.St. Kamer, 2005-2006, nr. 2478/001, 35): “De appreciatie van de bovenvermelde elementen wordt overgelaten aan een ambtenaar-geneesheer die een advies verschaft aan de ambtenaar die de beslissingsbevoegdheid heeft over de verblijfsaanvraag. Deze ambtenaar-geneesheer behoort administratief wel tot de Dienst Vreemdelingenzaken, maar wordt volledig vrijgelaten in zijn appreciatie van medische elementen, waarbij de eed van Hippocrates geldt.”).
 
Artikel 9ter § 1, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet voorziet in de mogelijkheid voor de ambtenaar-geneesheer om, indien hij dit nodig acht, een bijkomend advies in te winnen van deskundigen of om de vreemdeling te onderzoeken. De keuze om een beroep te doen op een deskundige of de vreemdeling te onderzoeken, behoort evenwel tot de autonome appreciatie van de ambtenaar-geneesheer. Het is de ambtenaar-geneesheer aldus toegestaan om zich voor zijn advies louter te baseren op de neergelegde medische attesten zonder een medisch onderzoek te voeren of zonder een bijkomend advies van een deskundige te vragen indien hij de mening is toegedaan dat hij ook zonder dergelijk advies of onderzoek een onderbouwd advies kan geven. Uit de memorie van toelichting bij de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, waarbij artikel 9ter in de vreemdelingenwet werd ingevoerd, wordt trouwens uitdrukkelijk aangegeven dat geen bijkomend onderzoek vereist is “indien de medische toestand van betrokkene op een duidelijke wijze vastgesteld kan worden op basis van het dossier van betrokkene” (Parl.St. Kamer, nr. 2478/001, 35). Deze beoordeling komt enkel de ambtenaar-geneesheer toe. De verzoekende partij toont echter op geen enkele wijze aan dat de ambtenaar-geneesheer, gelet op de vele medische stukken die zij heeft voorgelegd, alsnog niet voldoende zou zijn geïnformeerd om tot een gefundeerd advies te kunnen komen. In elk geval komt het de Raad voor dat de medische stukken die de verzoekende partij heeft voorgelegd gedetailleerd en duidelijk zijn en dat zij ook een duidelijk beeld geven van de specifieke problematiek van de verzoekende partij.
 
De Raad stelt vast dat verzoekende partij verder louter poneert, doch op geen enkele wijze concretiseert, hoe een persoonlijk onderzoek of een advies van een deskundige tot een andere beoordeling van het voorgelegde medische dossier had kunnen leiden. Met een dergelijk algemeen betoog kan de verzoekende partij de concrete motieven in het medische advies dan ook niet weerleggen, terwijl de Raad optreedt als annulatierechter en hij dus niet geplaatst is om de aanvraag en de medische stukken opnieuw te evalueren in het licht van de bepalingen van artikel 9ter, §1, eerste lid, van de Vreemdelingenwet en zich op dit punt in de plaats te stellen van de ter zake bevoegde ambtenaar-geneesheer