Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 213.976 - 13-12-2018

Samenvatting

Uit een samenlezing van artikel 40 ter, § 2, 2° van de Vreemdelingenwet juncto artikel 52, § 2 van het Vreemdelingenbesluit volgt dat verzoeker de documenten ter ondersteuning van de in punt 1.1. bedoelde aanvraag diende neer te leggen bij de aanvraag of ten minste binnen de drie maanden na de aanvraag. In casu heeft verzoeker een geldig identiteitsdocument, zijnde een geldig nationaal paspoort, neergelegd bij de in punt 1.1. bedoelde aanvraag. Immers legde hij een paspoort neer dat geldig is tot 13 mei 2018. Verzoeker kan dan ook worden gevolgd in zijn betoog dat hij wel degelijk heeft voldaan aan de wettelijke voorwaarde van voorlegging van een geldig nationaal paspoort bij het indienen van de aanvraag tot gezinshereniging en dat artikel 40 ter, § 2, 2° van de Vreemdelingenwet geschonden werd door hem te verwijten dat zijn paspoort ondertussen verstreken is en dat hij geen geldig paspoort heeft voorgelegd ondanks het feit dat hij het bewijs overmaakte dat hij op 30 april 2018 een nieuw paspoort heeft aangevraagd.