Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 205.117 - 11-06-2018

Samenvatting

Verzoeker betoogt verder dat de arts-adviseur niet motiveert waarom zij niet akkoord gaat met de bevindingen van de behandelende psychiater en psycholoog, meer bepaald de bevindingen dat hij psychologisch en psychiatrisch wordt begeleid sinds 2011 en dat de medicamenteuze therapie niet mag worden onderbroken. Hij stelt dat evenmin wordt gemotiveerd waarom de ernst van de depressie en het risico op zelfdoding bij stopzetting van de behandeling niet worden aanvaard.
 
In dit verband merkt de Raad allereerst op dat een psycholoog geen arts is. Er blijkt dan ook niet dat in dit verband sprake kan zijn van medische vaststellingen waarop nader diende te worden ingegaan in de motivering. De Raad benadrukt verder dat de arts-adviseur in haar advies akte heeft genomen van de voorgelegde verslagen van een psycholoog en rekening heeft gehouden met het gegeven dat het bewijs wordt geleverd van een opvolging door een psycholoog sinds juni 2009. Zij betwist dit laatste gegeven niet. Verzoeker houdt ten onrechte het tegendeel voor, en kan dan ook geenszins worden gevolgd in zijn betoog dat diende te worden gemotiveerd waarom de arts-adviseur dit gegeven niet aanvaardt.
 
De arts-adviseur heeft eveneens gemotiveerd over de voorgehouden psychiatrische begeleiding sinds 2011. De arts-adviseur stelt in dit verband vast dat geen enkel (opvolgings)verslag van een psychiater voorligt, hoewel opvolging door een psychiater als noodzakelijk wordt geattesteerd sinds 2011. Enkel na uitdrukkelijke vraag, zo vervolgt zij, werd één summier attest van een psychiater van 30 augustus 2017 voorgelegd. Zij geeft hiermee aan dat een daadwerkelijke psychiatrische opvolging sinds 2011 niet of onvoldoende blijkt uit de voorgelegde medische stukken. Ook geeft zij aan dat geen psychiatrische (opvolgings)verslagen voorliggen die toelaten de ingeschatte ernst van de depressie te objectiveren.
 
Verzoeker houdt ten onrechte voor dat de arts-adviseur haar standpunt op dit punt niet heeft verduidelijkt. Waar verzoeker stelt dat het voor hem niet duidelijk is waarom het attest van 30 augustus 2017 niet afdoende is om vast te stellen dat er een psychiatrische begeleiding wordt voorzien sinds 2017, merkt de Raad op dat de arts-adviseur rekening heeft gehouden met de psychiatrische behandeling zoals deze blijkt uit dit attest. Zij betwist deze niet. Zij oordeelde wel dat niet blijkt dat een verderzetting van de psychiatrische en medicamenteuze behandeling noodzakelijk is. Zij heeft ook geduid hoe zij tot dit standpunt is gekomen. Verzoeker maakt niet aannemelijk dat de voorziene motivering niet kon volstaan in het licht van de formele motiveringsplicht.