Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 206.633 - 9-07-2018

Samenvatting

De Raad stelt vast dat verzoeker in zijn aanvraag om, met toepassing van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet, tot een verblijf in het Rijk te worden gemachtigd onder meer aanvoerde dat het voor hem zeer moeilijk is om een verblijfsmachtiging aan te vragen via de bevoegde diplomatieke of consulaire post omdat hij reeds vele jaren ononderbroken in België verblijft en dit sinds zijn 11 jaar. Verweerder heeft in antwoord hierop in de eerste bestreden beslissing gemotiveerd dat de ouders van verzoeker zich sinds 16 november 2011 bewust hebben genesteld in illegaal verblijf, nadat hun asielprocedures negatief werden afgesloten. Deze procedures hebben volgens het bestuur niet onredelijk lang geduurd. Niettegenstaande al hun verblijfsaanvragen op grond van de artikelen 9bis en 9ter van de Vreemdelingenwet eveneens werden afgewezen, volhardden zij in het illegale verblijf in België en legden zij meerdere bevelen om het grondgebied te verlaten naast zich neer. Bijgevolg, zo stelt verweerder, kan verzoekers langdurige verblijf “onmogelijk” worden aanvaard als buitengewone omstandigheid. Verweerder stelt dat het de ouders van verzoeker zijn die, door zich jarenlang bewust te nestelen in illegaal verblijf, zijn belangen hebben geschaad en dat als de ouders gevolg hadden gegeven aan de hen betekende bevelen om het grondgebied te verlaten “de ingeroepen problemen zich niet [hadden] gesteld”.
 
Verzoeker kan worden gevolgd in zijn betoog dat het kennelijk onredelijk is om te oordelen dat het lang verblijf in België geen buitengewone omstandigheid is, enkel omdat de ouders van verzoeker de keuze hebben gemaakt om zich in illegaal verblijf te nestelen en het dus hun verantwoordelijkheid is dat verzoekers belangen worden geschaad. Verzoeker merkt correct op dat hijzelf hierin geen verantwoordelijkheid draagt, waar hij nog maar recent meerderjarig is geworden. Dit laatste wordt ook niet betwist door het bestuur.
 
Verweerder betwist in zijn motivering niet dat een terugkeer naar het herkomstland om de aanvraag via de reguliere procedure in te dienen voor verzoeker problemen met zich meebrengt. Hij stelt enkel dat als de ouders gevolg hadden gegeven aan de hen betekende bevelen om het grondgebied te verlaten “de ingeroepen problemen zich niet [hadden] gesteld”. De enkele reden waarom hij deze problemen dus niet aanvaardt als buitengewone omstandigheid is omdat deze de verantwoordelijkheid zijn van verzoekers ouders, niet omdat deze het niet bijzonder moeilijk of onmogelijk maken om de aanvraag via de reguliere procedure in te dienen. Dit laatste is nochtans het enige criterium aan de hand waarvan de ontvankelijkheid van de aanvraag dient te worden beoordeeld. Er blijkt op geen enkele wijze dat concreet is nagegaan of de lange duur van het verblijf in België sinds de leeftijd van 11 jaar voor verzoeker de facto een belemmering kan vormen voor het indienen van een aanvraag om machtiging tot verblijf via de reguliere procedure.
 
Een dergelijk standpunt is kennelijk onredelijk en niet in overeenstemming met de bepalingen van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet. Uit de bewoordingen van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet blijkt niet dat situaties die het gevolg zijn van het handelen van de ouders van een vreemdeling tijdens diens minderjarigheid geen buitengewone omstandigheden kunnen uitmaken en dat verweerder bij het ontvankelijkheidsonderzoek vermag voorbij te gaan aan concreet bestaande situaties omdat zij het gevolg zijn van het optreden van de ouders tijdens de minderjarigheid van de betrokkene. Het gegeven dat verzoekers ouders aan de basis liggen van of “verantwoordelijk zijn” voor het feit dat hij reeds lang in het Rijk verblijft, doet geen afbreuk aan het gegeven dat in se niet wordt betwist dat hij al lange tijd in België verblijft en hier op elfjarige leeftijd is toegekomen en laat niet toe te begrijpen waarom deze feiten dan geen belangrijke hinderpaal zouden kunnen vormen of het voor verzoeker zelfs onmogelijk zouden kunnen maken om een aanvraag om machtiging tot verblijf via de reguliere procedure in te dienen.