Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 180.417 - 9-01-2017

Samenvatting

De Raad stelt zich de vraag, gelet op en in het licht van de door de verzoekende partij neergelegde medische attesten waarin o.a. sprake is van een ernstige posttraumatische stressstoornis, in welke mate/hoe de summiere verklaringen van verzoekende partij afgelegd op de Dienst Vreemdelingenzaken in aanmerking kunnen worden genomen om vast te stellen of zij al dan niet nieuwe elementen heeft ingediend die de kans aanzienlijk groter dat zij in aanmerking komt voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 van de vreemdelingenwet of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 van diezelfde wet.
 
De Raad is van oordeel dat de verklaringen van verzoekende partij, en in het bijzonder de vastgestelde tegenstrijdigheden, moeten worden beoordeeld in het licht van haar psychologische problemen.
 
In acht genomen wat voorafgaat, is de Raad van oordeel dat een nader onderzoek van verzoekende partij haar asielaanvraag zich opdringt. Aangezien de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in deze de nodige onderzoeksbevoegdheid ontbeert, ontbreekt het de Raad derhalve aan essentiële elementen om te komen tot de in artikel 39/2, § 1, tweede lid, 1° van de vreemdelingenwet bedoelde bevestiging of hervorming zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen te moeten bevelen. Bijgevolg dient de bestreden beslissing overeenkomstig artikel 39/2, § 1, tweede lid, 2° van de vreemdelingenwet te worden vernietigd. De Raad verlaat zijn beschikking d.d. 5 oktober 2016.