Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 200.895 - 8-03-2018

Samenvatting

Uit verzoekers hun verklaringen en de door hen neergelegde documenten blijkt dat hun dochtertje te kampen heeft met ernstige medische problemen. Verzoekers stellen dat hun dochter in Egypte de nodige medische verzorging ontzegd werd omwille van haar en hun religie.
 
(…)
 
De Raad ziet, in tegenstelling tot de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, geen reden om deze verklaringen, die over de gehele lijn eensluidend zijn en die de Raad doorleefd overkomen, a priori ongeloofwaardig te achten, louter omdat verzoekers ten overstaan van de Dienst Vreemdelingenzaken enkel hebben verklaard dat zij hun land hebben verlaten omwille van de medische toestand van hun dochtertje en zij hierbij niet tevens hebben aangegeven dat hun dochter in Egypte de nodige medische verzorging werd ontzegd omwille van haar en hun religie. Verzoekers overtuigen de Raad waar zij ter verschoning van hun zeer beknopte verklaringen op de Dienst Vreemdelingenzaken stellen dat zij op het ogenblik van het indienen van hun asielaanvraag vooral gefocust waren op hun dochter, wiens medische toestand in die periode bijzonder slecht was.
 
Uit de informatie waarop de Raad vermag acht te slaan blijkt dat Koptische christenen in Egypte te maken kunnen krijgen met discriminatie, hetgeen door de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen in de bestreden beslissingen ook uitdrukkelijk wordt erkend. Het ontzeggen van toegang tot de publieke gezondheidszorg louter omwille van de religie van de patiënt kan naar het oordeel van de Raad worden gekwalificeerd als een schending van fundamentele mensenrechten die een ernstige aantasting van de menselijke waardigheid inhoudt en is aldus dermate ingrijpend om als vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin te worden beschouwd.