Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 200.741 - 6-03-2018

Samenvatting

De Raad stelt evenwel vast dat de arts-adviseur wat betreft de tweede hypothese onder artikel 9ter van de Vreemdelingenwet, met name of de aandoening een reëel risico inhoudt op onmenselijke en vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling beschikbaar is in het land van herkomst, onmiskenbaar warm en koud tegelijk blaast.
 
Verwijzend naar internationale studies, trekt de arts-adviseur in twijfel of psychofarmaca en psychotherapie een nuttige of efficiënte behandeling zijn van PTSD en doet hij daarom geen verder onderzoek naar de beschikbaarheid en toegankelijkheid van deze psychofarmaca en psychotherapie in het land van herkomst.
 
De arts-adviseur verwijst vervolgens naar de moderne inzichten inzake een exposure-behandeling, die de meest effectieve behandeling zou zijn voor PTSD en die in het thuisland zou moeten plaatsvinden. Hiermee schrijft hij in wezen een behandeling voor in het kader van de aandoening PTSD die in zijn ogen efficiënter is dan de behandeling die verzoeker door zijn behandelende artsen in België werd voorgeschreven en geniet. De arts-adviseur kan zich echter niet tevreden stellen met het voorstellen van een alternatieve behandeling zonder daarbij te onderzoeken of deze behandeling in het land van herkomst beschikbaar en toegankelijk is. Er blijkt immers niet dat de aandoening PTSD in casu als een banale aandoening kan worden bestempeld. Weliswaar stelt de arts-adviseur: “Er wordt geen aandoening vermeld die een reëel risico voor het leven van betrokkene inhoudt, hij werd nooit gehospitaliseerd.”, maar dit strijdt met de medische stukken in het administratief dossier. In het SMG wordt immers vermeld: “Hospitalisatie augustus 2012” en werd een attest gevoegd waaruit blijkt dat verzoeker in het AZ Jan Palfijn werd opgenomen van 20 augustus 2012 tot 3 september 2012, voor een totale opnameduur van 14 dagen en 8 uur. Het is merkwaardig dat de  arts-adviseur aan dit gegeven voorbij gaat nu hij het zelf vermeldt in het gedeelte “medische voorgeschiedenis” van het medisch advies van 28 oktober 2015.