Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 181.779 - 6-02-2017

Samenvatting

Zoals verzoekers terecht aanstippen, blijkt uit beide attesten, waarop de arts-adviseur zijn advies heeft gebaseerd dat de behandelende neuroloog van oordeel is dat drie maandelijkse opvolging door een neuroloog vereist is, dat eerste verzoekster 3 maal per week kinesitherapie nodig heeft en Seroquel dient in te nemen. Het blijkt dat eerste verzoekster sedert jaren neurologisch wordt opgevolgd in ons land.
 
Met verzoekers meent de Raad dat het inderdaad een raadsel is waarom de arts-adviseur, op basis van dezelfde voormelde attesten, zijnde het standaard medisch getuigschrift van 12 november 2015 en de bijlage van dezelfde datum van oordeel is dat “geen medische behandeling mogelijk is” of dat “gezien er geen behandeling mogelijk is bestaat er dus geen risico voor een onmenselijke en vernederende behandeling wanneer er geen adequate medische zorgen zouden zijn in het land van herkomst.” Verzoekers stellen terecht dat deze karige motieven hen geenszins toelaten te begrijpen waarom de arts-adviseur tot een dergelijk standpunt komt, nu dit standpunt geen enkele steun vindt in de stukken waarnaar hij in zijn advies verwijst, die volledig op tegengestelde wijze getuigen van een jarenlange opvolging door een neuroloog en spreken van de noodzaak aan een drie maandelijkse opvolging door een neuroloog, het nemen van medicatie en de nood aan kinesitherapie en dit drie maal per week.
 
De Raad wijst hierbij op de rechtspraak van de Raad van State die stelt dat “de beoordelingsvrijheid van de ambtenaar-geneesheer, [waarnaar verweerder in de nota verwijst], niet betekent dat diens vaststellingen steeds volstaan als motieven voor een beslissing tot weigering van verblijf op grond van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet.” Ook al is de ambtenaar-geneesheer als enige bevoegd voor de beoordeling van de in het medisch getuigschrift vermelde ziekte, haar graad van ernst en de noodzakelijk geachte behandeling, toch “[doet] deze beoordelingsvrijheid bij het geven van zijn advies geen afbreuk aan het feit dat administratieve beslissingen afdoende gemotiveerd moeten zijn, hetgeen onder meer inhoudt dat de rechtsonderhorige moet kunnen nagaan op welke gronden de hem aanbelangende beslissing is gesteund en waarom de door hem aangevoerde concrete en pertinente argumenten, zoals medische verslagen van geneesheren-specialisten […], niet worden aanvaard (RvS 18 september 2013, nr. 224.723).”
 
Zoals verzoekers terecht opwerpen, kan men noch in de bestreden beslissing, noch in het medisch advies nagaan hoe de arts-adviseur er toe is gekomen te poneren dat er geen behandeling mogelijk is en waarom bijgevolg de door hen aangevoerde medische verslagen van de neuroloog niet worden aanvaard. Nu dit inderdaad het determinerende motief is geweest voor de stelling van de arts-adviseur dat de ziekte kennelijk niet beantwoordt aan een ziekte zoals bedoeld in § 1, eerste lid van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet en dit motief geenszins draagkrachtig is, noch in rechte en in feite evenredig is aan het gewicht van de genomen beslissing, stelt de Raad een motiveringsgebrek vast in het medisch advies.