Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 183.345 - 3-03-2017

Samenvatting

Zoals de verweerder terecht stelt is op de bijlage 19ter van 24 februari 2016, die zich in het administratief dossier bevindt, inderdaad enkel de grond “ander familielid – ten laste of deel uitmakend van het gezin” aangekruist, terwijl de grond “ander familielid – ziek” niet werd aangekruist. De verweerder kan evenwel niet zonder meer worden gevolgd in zijn repliek dat de verzoeker zelf enkel de eerstgenoemde en niet de laatst genoemde grond heeft aangekruist op de bijlage 19ter. In casu dient immers te worden gewezen op het bepaalde in artikel 52 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: het vreemdelingenbesluit). De bestreden beslissing vermeldt overigens uitdrukkelijk te zijn getroffen in uitvoering van artikel 52, §4, 2e lid van het vreemdelingenbesluit.
 
Uit artikel 52, §1, derde lid van het vreemdelingenbesluit blijkt aldus dat het model van “bijlage 19ter” wordt afgeleverd door de burgemeester of zijn gemachtigde indien de aanvrager het bewijs heeft overgelegd van zijn familieband. De bijlage 19ter betreft bijgevolg geen aanvraagformulier dat door de aanvrager zelf is opgesteld, maar een modelformulier dat door de bevoegde overheid wordt overhandigd.
 
Bovendien blijkt uit de bewoordingen van verzoekers bijlage 19ter van 24 februari 2016 dat het een document betreft dat uitgaat van de gemachtigde van de burgemeester van De Panne waarbij deze vast stelt dat de verzoeker zich bij het gemeentebestuur heeft aangeboden om een aanvraag tot verblijf in de hoedanigheid van familielid van een burger van de Europese Unie in te dienen in zijn hoedanigheid van: ander familielid – ten laste of deel uitmakend van het gezin, van G. K., waarbij vervolgens wordt vastgesteld dat de bloed- of aanverwantschapsband of het partnerschap werd bewezen door middel van “geboorteaktes – bewijs verklaring wettelijk samenwonen” en dat “de betrokkene” de volgende documenten heeft overgelegd: “paspoort – bewijzen samenwoonst verleden – bewijzen ten laste van EU- onderdaan”. Tevens wordt gesteld dat de verzoeker binnen de drie maanden en ten laatste op 23 mei 2016 geen documenten meer dient over te leggen, dat de aanvraag overeenkomstig artikel 52 van het vreemdelingenbesluit zal worden onderzocht door de Minister of zijn gemachtigde en dat “de betrokkene” binnen de zes maanden, namelijk op 23 augustus 2016 zal worden uitgenodigd om zich bij het gemeentebestuur aan te bieden zodat een beslissing inzake de aanvraag kan worden betekend. Uit de bewoordingen van de bijlage 19ter blijkt dan ook dat deze werd opgesteld en ingevuld door de gemachtigde van de burgemeester van De Panne, zonder dat blijkt dat de verzoeker zelf het kruisje heeft aangebracht bij (slechts) één van de in het model van bijlage 19ter opgesomde verblijfsgronden.
 
Wat er ook van zij, de Raad stelt vast dat de door de verzoeker bij zijn aanvraag neergelegde gemotiveerde brief wel degelijk en op duidelijke wijze vermeldt dat hij zich naast zijn hoedanigheid van ander familielid ten laste van een burger van de Unie tevens beroept op de hoedanigheid van ander familielid “die omwille van ernstige gezondheidsredenen de verzorging van de Unieburger nodig heeft” en dat hij deze specifieke hoedanigheid tevens heeft gestaafd met twee medische attesten van 17 maart 2015 en 16 februari 2016.
 
Daar waar de verzoeker bij zijn aanvraag een begeleidend schrijven heeft voorgelegd waarin hij op onderbouwde wijze aangeeft dat “het aldus vast [staat] dat verzoeker dient te worden aanzien als ten laste van zijn EU- schoonzus, minstens als een persoon die omwille van ernstige gezondheidsredenen de verzorging van de Unieburger nodig heeft” kan van een zorgvuldig handelend bestuur dan ook verwacht worden dat de aanvraag niet enkel wordt beoordeeld in het licht van artikel 47/1, 2° van de vreemdelingenwet (de niet in artikel 40bis, § 2, bedoelde familieleden die, in het land van herkomst, ten laste zijn of deel uitmaken van het gezin van de burger van de Unie) maar tevens in het licht van artikel 47/1, 3° van diezelfde wet (de niet in artikel 40bis, § 2, bedoelde familieleden die wegens ernstige gezondheidsredenen een persoonlijke verzorging door de burger van de Unie strikt behoeven). Het verweer dat op de bijlage 19ter van 24 februari 2016 vormelijk enkel werd aangekruist dat de aanvraag werd ingediend als “ander familielid – ten laste of deel uitmakend van het gezin” terwijl het vakje “ander familielid - ziek” open werd gelaten en het standpunt dat de vormelijke vermeldingen van de bijlage 19ter onherroepelijk de draagwijdte bepalen van de ingediende aanvraag, hierbij volledig abstractie makend van de gemotiveerde aanvraagbrief zelve, getuigt van een overdreven formalisme hetgeen niet strookt met de handelswijze die kan worden verwacht van een zorgvuldig handelend bestuur.