Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 200.633 - 2-03-2018

Samenvatting

In het kader van het voorgaande, dient te worden vastgesteld dat uit het gehoorverslag van het gehoor bij het CGVS op 2 oktober 2017 blijkt dat er door de ondervrager bij het CGVS aan het einde van het gehoor op werd aangedrongen dat eerste verzoeker met het oog op de beoordeling van zijn asielaanvraag bijkomende stukken zou neerleggen. De ondervrager gaf aan: “Contacteer uw advocaat in Albanië en vraag of hij wat liggen heeft van dat cassatievonnis en of hij het volledige vonnis van 22.12.2016 heeft en de documenten van de aanvraag tot heropening. U heeft 5 dagen om dat over te maken” (p.9)”.
 
Waar in de bestreden beslissingen uitdrukkelijk wordt verwezen naar de op verzoekers  rustende bewijslast, blijkt uit het in het administratief dossier opgenomen e-mail- en telefoonverkeer tussen de advocaat van verzoekers en het CGVS dat verzoekers, naar aanleiding van voormelde vraag vanwege de ondervrager, het nodige hebben gedaan om bijkomende stukken te bekomen en neer te leggen. Op 9 oktober 2017 werd er door verzoekers hun advocaat aan het CGVS een link overgemaakt met zowel het volledige cassatievonnis als het vonnis van het Hof van Beroep van 22 december 2016. Op 18 oktober 2017 werd er door het CGVS aan de advocaat van verzoekers telefonisch medegedeeld dat de link niet langer de voormelde documenten bevatte. Tijdens dit telefoongesprek werd er andermaal op aangedrongen om deze documenten (opnieuw) over te maken. Op 20 oktober 2017 verzocht het CGVS, deze keer per e-mail, nogmaals aan (de advocaat van) verzoekers om voornoemde documenten (opnieuw) over te maken. Uit de e-mail die de advocaat van verzoekers vervolgens verstuurde, de datum van neerlegging op de map ‘documenten’ in het administratief dossier van eerste verzoeker en de inhoud van de bestreden beslissingen, blijkt dat verzoekers de gevraagde documenten in navolging van de vraag vanwege het CGVS afdrukten en op 24 oktober 2017 neerlegden bij het CGVS. Het gaat daarbij om een cassatievonnis van 9 december 2015 dat 87 bladzijden telt en om een arrest van het Hof van Beroep van 22 december 2016 dat 103 bladzijden telt.
 
Vervolgens werden de heden aangevochten beslissingen verstuurd, en dit reeds twee dagen nadat de voormelde documenten door de advocaat van verzoeker aan het CGVS werden overgemaakt. Uit het dossier blijkt niet dat het CGVS deze, nochtans door het CGVS zelf opgevraagde, stukken zou hebben om zulke vertaling neer te leggen. Het dossier bevat zulke  vertaling dan ook niet.
 
Waar in de bestreden beslissingen, zoals reeds hoger werd aangegeven, gemotiveerd wordt dat (i) verzoekers de uitspraken van de rechters louter aan de hand van de verklaringen van eerste verzoeker zouden weerleggen; (ii) niets uitsluit dat politioneel en gerechtelijk onderzoek na de initiële vrijspraak andere/bijkomende relevante informatie aan het licht heeft gebracht die noopt tot andere conclusies; (iii) uit niets blijkt dat eerste verzoeker in Albanië geen eerlijke rechtsgang genoot of zal kunnen genieten, noch dat de politiek de rechtsgang tegen hem heeft beïnvloed of zou kunnen beïnvloeden; (iv) de neergelegde documenten de gedane vaststellingen niet kunnen wijzigen, dient aldus te worden vastgesteld dat deze motieven geen steun vinden in het dossier.
 
De jegens eerste verzoeker ingeleide en nog lopende strafprocedure in Albanië maakt de kern van onderhavige asielaanvraag uit. Partijen (verzoekers en verweerder) nemen over het al dan niet eerlijke verloop en de mogelijke politieke beïnvloeding van deze procedure een uiteenlopend standpunt in. Gezien de Raad in casu de nodige onderzoeksbevoegdheid ontbeert, verkeert de Raad in de onmogelijkheid om hierover een oordeel te vellen.