Raad van State - 238.714 - 29-06-2017

Samenvatting

Artikel 9bis van de vreemdelingenwet bevat geen bepaling die het bestuur verplicht om steeds een machtiging tot verblijf toe te kennen indien de door de aanvrager aangevoerde elementen van lokale verankering bewezen zijn. Dit artikel bevat evenmin een bepaling die het bestuur verbiedt om rekening te houden met het feit dat de aanvrager er zelf voor heeft gekozen zich te nestelen in illegaal verblijf. De aanvankelijk bestreden beslissing is niet gesteund op het feit dat verweerder zich in illegaal verblijf bevond, wel dat zijn illegaal verblijf louter het resultaat van zijn eigen houding is, te dezen zelfs  gedurende meer dan zeven jaar nadat hem een bevel om het grondgebied te verlaten werd gegeven en hij reeds sinds 2001 illegaal in België verblijft, en dat zijn voorgehouden integratie louter een gevolg is van zijn eigen keuze. Daarenboven wordt gewezen op het feit dat verweerder voorhoudt familie in België te hebben zonder dat hij dit op enige wijze staaft en dat hij ingevolge zijn correctionele veroordeling tot een gevangenisstraf van 20 maanden waarvan de helft met uitstel de openbare orde heeft geschaad. Anders dan in het bestreden arrest wordt geoordeeld, heeft het bestuur geen voorwaarde toegevoegd aan artikel 9bis van de vreemdelingenwet noch zijn in dit artikel vastgelegde discretionaire bevoegdheid overschreden door met deze omstandigheden rekening te houden en te beslissen dat de gevraagde machtiging tot verblijf daarom te dezen niet kan worden toegekend.