Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 165.932 - 15-04-2016

Samenvatting

Artikel 39/57, § 1 van de vreemdelingenwet luidt als volgt:
“De in artikel 39/2 bedoelde beroepen worden ingediend bij verzoekschrift binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing waartegen ze zijn gericht.
Het verzoekschrift wordt ingediend binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing waartegen het is gericht :
1° indien het beroep is ingediend door een vreemdeling die zich op het ogenblik van de kennisgeving van de beslissing bevindt in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 of die ter beschikking is gesteld van de regering;
[…]”
 
Om te bepalen of in het voorliggende geval een beroepstermijn van 15 dagen dan wel 30 dagen gold, dient aldus te worden nagegaan of de verzoekster zich op het ogenblik van de kennisgeving van de thans bestreden beslissing al dan niet bevond in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in artikel 74/8 en 74/9 van de vreemdelingenwet dan wel dat zij ter beschikking werd gesteld van de regering.
 
Uit de stukken van het administratief dossier blijkt dat de verzoekster in uitvoering van de beslissing tot vasthouding, vervat in de bijlage 13septies van 27 juli 2015, werd opgesloten in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in artikel 74/8 van de vreemdelingenwet. Het blijkt met name dat de verzoekster op 27 juli 2015 werd opgesloten in het gesloten centrum Caricole te Steenokkerzeel. De vraag rijst wel of de verzoekster zich reeds op het ogenblik van de kennisgeving van het bestreden inreisverbod bevond in deze “welbepaalde plaats”.
 
Uit de stukken van het administratief dossier blijkt dat de vasthouding van de verzoekster werd bevolen bij beslissing van 27 juli 2015, deze beslissing tot vasthouding maakt deel uit van de bijlage 13septies die aan de verzoekster werd ter kennis gebracht op 27 juli 2015. Zoals blijkt uit de laatste alinea van de bijlage 13septies gelast de gemachtigde de politiecommissaris van de politie van Kortrijk en de verantwoordelijke van het gesloten centrum Caricole de verzoekster op te sluiten in de lokalen van het gesloten centrum Caricole. De bijlage 13septies werd aan de verzoekster ter kennis gebracht door R. V., inspecteur van de politie van de politiezone VLAS (Kortrijk – Kuurne – Lendelede) en dit op 27 juli 2015 om 13u05. Een van de afschriften van deze bijlage 13septies is tevens ondertekend door R. H., veiligheidsassistente van het transitcentrum Caricole doch dit zonder vermelding van datum noch uur. Op 27 juli 2015 ondertekent de verzoekster in het gesloten centrum Caricole een document waarin zij verklaart kennis te hebben genomen van de beslissing tot vasthouding in een taal die zij begrijpt, doch ook op dit document wordt niet vermeld op welk tijdstip de verzoekster precies voor akkoord tekende.
 
Uit het geheel van de thans voorliggende stukken kan dan ook enkel worden afgeleid dat de verzoekster op 27 juli 2015 werd overgebracht naar het gesloten centrum Caricole doch het tijdstip van deze opsluiting kan niet precies worden achterhaald.
 
De thans bestreden beslissing werd door R. V., inspecteur van de politie bij de politiezone VLAS, aan de verzoekster ter kennis gebracht op 27 juli 2015 om 13u05, hetgeen dus geheel gelijktijdig is met de kennisgeving van de akte waarbij de vasthouding wordt gelast. Zoals de raadsman van de verzoekster ter terechtzitting stelt, kan dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld dat de kennisgeving van de vasthouding geschiedde vóór de kennisgeving van het bestreden inreisverbod zodat niet vast staat dat de verzoekster zich op het moment van de kennisgeving reeds bevond in een welbepaalde plaats als bedoeld in artikel 74/8 van de vreemdelingenwet dan wel dat zij op dat ogenblik ter beschikking was gesteld van de regering. Artikel 39/57, §1, tweede lid, 1° van de vreemdelingenwet is in het voorliggende geval dan ook niet van toepassing.
 
Er dient bijgevolg te worden aangenomen dat de verzoekster wel degelijk beschikte over een beroepstermijn van 30 dagen, zodat de vordering tijdig is ingesteld.
 
De exceptie van de verweerder kan niet worden aangenomen.