Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 93.745 - 17-12-2012

Samenvatting

Uit de gegevens van het dossier blijkt dat de verweerder bij het nemen van het besluit tot terugwijzing op de hoogte diende te zijn van het familieleven van de verzoeker. Hoewel uit de stukken van het administratief dossier niet blijkt dat de verweerder op de hoogte was of kon zijn van de geboorte van het kind van de verzoeker, was of diende de verweerder bij het treffen van het bestreden besluit wel op de hoogte te zijn van het feit dat de verzoeker een familiaal leven had met een Duitse vrouw die over een E-kaart beschikt en met wie de verzoeker daadwerkelijk samenwoonde. In het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen van 11 januari 2012 waarnaar in het bestreden besluit uitdrukkelijk wordt verwezen en waarvan op 13 februari 2012 op uitdrukkelijk verzoek aan de diensten van de verweerder een kopie werd bezorgd, worden immers zowel de verzoeker als mevrouw Q.R. veroordeeld. Op dit vonnis staat duidelijk vermeld dat de verzoeker en mevrouw Q.R. op hetzelfde adres verblijven en dat mevrouw Q.R. de Duitse nationaliteit heeft en over een E-kaart beschikt. Uit de motivering van het vonnis van 11 januari 2012 blijkt tevens de familiale band tussen de verzoeker en mevrouw Q.R. Uit de stukken van het administratief dossier blijkt bijgevolg dat de verweerder wel degelijk op de hoogte was of althans diende te zijn van het van de gezinstoestand van de verzoeker ,minstens van zijn familieleven met mevrouw Q.R.
 
Samen met de verzoeker stelt de Raad vast dat het bestreden besluit geen melding laat staan een afweging maakt betreffende het familieleven van de verzoeker. Bovendien blijkt uit de stukken van het
administratief dossier dat de diensten van de verweerder in casu meenden dat er geen aanwijzingen in het dossier waren over het eventueel verblijf van familieleden van de verzoeker in België (nota Dienst Vreemdelingenzaken dd. 12 maart 2012 met referentienummer 6862089). Aangezien, zoals hierboven uiteengezet, de verweerder op de hoogte diende te zijn van het familieleven van de verzoeker en gelet op de zwaarwichtige maatregel van terugwijzing met verbod om gedurende 10 jaren terug te keren, diende in de gegeven omstandigheden van de zaak in het bestreden besluit minstens te worden gemotiveerd omtrent het familieleven van de verzoeker in België. Bij gebrek aan enige motivering omtrent het familieleven van de verzoeker, dient te worden vastgesteld dat het bestreden besluit op dit punt niet afdoende is gemotiveerd.
 
Een schending van de uitdrukkelijke motiveringsplicht zoals vervat in artikel 62 van de Vreemdelingenwet is aangetoond. Waar de verweerder verwijst naar het arrest Tsakouridis van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 november 2010 (HvJ 23 november 2010, C-145/09), wijst de Raad erop dat in het bestreden besluit slechts wordt gemotiveerd dat de verzoeker door zijn persoonlijk gedrag de openbare orde heeft geschaad en er een ernstig en actueel risico is van een nieuwe schending van de openbare orde en dat nergens wordt gemotiveerd dat verzoekers gedrag kan vallen onder dwingende redenen van openbare veiligheid die de verwijdering kunnen rechtvaardigen, zodat de repliek zoals uiteengezet in de nota met opmerkingen een a posteriori gegeven motivering uitmaakt die echter de tekortkomingen van het bestreden besluit niet kan herstellen. Bovendien wijst de Raad op de considerans nr. 52 van het genoemde arrest Tsakouridis. Hieruit blijkt dat redenen van algemeen belang slechts dan kunnen worden aangevoerd ter rechtvaardiging van een nationale maatregel die de gebruikmaking van het vrije personenverkeer belemmert, wanneer de betrokken maatregel rekening houdt in het bijzonder met het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven dat is neergelegd in artikel 8 van het EVRM.