Nieuws

Het Hof van Justitie oordeelt op 12-1-2023 in verschillende zaken over de regels voor terugname van een asielzoeker die opeenvolgend in drie verschillende EU-lidstaten een verzoek om internationale bescherming (VIB) indiende. Ook al is de termijn voor een terugnameverzoek verstreken, toch kan de derde lidstaat terugname van een asielzoeker verzoeken aan de tweede lidstaat. De voorwaarden hiervoor zijn dat de derde lidstaat tijdig terugname verzocht heeft aan de eerste lidstaat én dat de tweede lidstaat na de overdrachtstermijn de verantwoordelijkheid gekregen heeft. Het terugnameverzoek van de derde lidstaat is dan echter niet meer mogelijk binnen de vooropgestelde termijnen. Toch wordt de derde lidstaat dan niet automatisch verantwoordelijk voor het verzoek om internationale bescherming (VIB). Zodra de verantwoordelijkheid overgaat van de eerste lidstaat naar de tweede lidstaat start een nieuwe termijn waarbinnen de derde staat een terugname kan verzoeken. Een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen een overdrachtsbesluit heeft ook betrekking op de situatie die dateert van na het overdrachtsbesluit. Dit impliceert dat het rechtsmiddel ook betrekking kan hebben op het feit dat de overdrachtstermijn tegenover de eerste, aangezochte lidstaat is verstreken. In dat geval waarborgt het rechtsmiddel dat de overdracht naar de eerste, aangezochte lidstaat niet doorgaat.
De rechtspraak veroordeelt sinds twee jaar systematisch Fedasil en de Belgische staat voor het gebrek aan materiële hulp aan verzoekers om internationale bescherming (VIB). We geven een overzicht van regelgeving, rechtspraak, situaties, aspecten en gevolgen hiervan. We gaan dieper in op de praktijk waarbij Fedasil aan VIB voor wie er nog geen opvang is een oneigenlijke 'code 207 no show' toekent: recente rechtspraak oordeelt dan dat de betrokkenen recht hebben op financiële OCMW-steun.
EU-lidstaten moeten bij een aanvraag gezinshereniging na internationale bescherming de minderjarigheid van een kind beoordelen op het tijdstip dat het kind of de ouder erkend wordt als vluchteling. Ook als het kind meerderjarig wordt tijdens of na de asielprocedure blijft het recht op gezinshereniging bestaan. De aanvraag gezinshereniging moet wel binnen een redelijke termijn ingediend worden. Een werkelijk gezinsleven tussen ouder en kind vereist geen samenwoonst: bezoeken en regelmatige contacten kunnen volstaan. Dat volgt uit twee arresten van het Hof van Justitie van 1 augustus 2022 over gezinshereniging met een erkend vluchteling. In België gelden dezelfde regels voor gezinshereniging met subsidiair beschermden.