Wijziging Verblijfswet voor EU-burger en familie, langdurig ingezetene, en varia

Op 15 mei 2014 treden diverse wijzigingen van de Verblijfswet (van 19 maart 2014) in werking.

Voortaan hebben ouders van een minderjarige Unieburger, en bepaalde andere familieleden van een Unieburger, een recht op gezinshereniging.

De status van langdurig ingezeten derdelander staat voortaan open voor vluchtelingen en subsidiair beschermden. De regels over welk verblijf in aanmerking komt, zijn gewijzigd.

De Verblijfswet wijzigt nog op diverse andere punten, ter omzetting van Europese richtlijnen 2011/51, 2003/109, 2009/50, 2001/51, 2004/38 en 2003/86.

We bespreken hieronder de belangrijkste wijzigingen.

Inhoud van dit bericht:

Recht op gezinshereniging voor ouder van minderjarige Unieburger

Er wordt een punt 5° toegevoegd aan artikel 40bis §2 van de Verblijfswet.

De ouder van een minderjarige Unieburger krijgt een recht op gezinshereniging voor zover:

  • het kind voldoet aan de voorwaarden van een economisch niet-actieve Unieburger (voldoende bestaansmiddelen en een ziekteverzekering)
  • het kind ten laste is van de ouder
  • de ouder het hoederecht heeft
  • de ouder voldoende bestaansmiddelen heeft (DVZ houdt rekening met de aard en regelmatigheid daarvan)
  • de ouder een ziekteverzekering heeft

Opmerking Kruispunt M-I: de term "hoederecht" is niet duidelijk nu deze uit het Burgerlijk Wetboek (BW) geschrapt is. In de Franstalige tekst van de wetswijziging van de Verblijfswet staat "la garde", wat in het BW "de bewaring" betekent; maar Het BW gebruikt die termen alleen in het kader van een adoptie, voogdij of ontvoogding. Inzake het ouderlijk gezag spreekt het BW over de "huisvesting (l'hébergement)", die in principe over de twee ouders verdeeld wordt, en over de "persoonlijke relaties (relations personnelles)". De huidige wetswijziging van de Verblijfswet zegt niet duidelijk welke voorwaarde nu precies vervuld moet zijn voor het recht op gezinshereniging. Maar we kunnen wel terugvallen op de Europese rechtspraak die aan de basis ligt van deze wetswijziging. Het arrest Chen van het Hof van Justitie van 9 oktober 2004 sprak een verblijfsrecht uit voor een ouder die "daadwerkelijk zorg" draagt voor een EU-kind.

Recht op gezinshereniging voor andere familie van Unieburger

"Andere familie" zijn familieleden die niet bedoeld worden in artikel 40bis §2 Vw (en voor wie al een recht op gezinshereniging bestaat). Voor deze "andere familie" is een nieuw hoofdstuk Ibis toegevoegd in Titel II van de Verblijfswet.

Zij krijgen een recht op gezinshereniging, onder bepaalde voorwaarden:

  • De partner met wie de Unieburger een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft, en die niet in aanmerking komt voor gezinshereniging als “wettelijk geregistreerde partner” van de Unieburger:
    • Bewijs van “duurzaam karakter” kan met elk passend middel
    • DVZ houdt rekening met intensiteit, duur en stabiele aard van de banden tussen de partners
    • Opmerking Kruispunt M-I: de specifieke wetgeving over schijn-wettelijke samenwoning is hierop niet van toepassing: de gemeenten hebben hier dus geen bevoegdheid. Maar als de relatie niet aan de voorwaarden voldoet, zal DVZ de aanvraag weigeren. Tegen dergelijke weigering is een schorsend beroep mogelijk bij de RvV.
  • Een familielid die in het land van herkomst ten laste is of deel uitmaakt van het gezin van de Unieburger, en die niet in aanmerking komt voor gezinshereniging als echtgenoot, gelijkgestelde partner, wettelijk geregistreerde partner, (stief)(klein)kind of (schoon)(groot)ouder van de Unieburger:
    • "ten laste van" moet volgens de memorie van toelichting conform de rechtspraak van het Hof van Justitie geïnterpreteerd worden. Dat betekent dat het familielid in het herkomstland feitelijk afhankelijk was van steun; het betekent niet dat de Unieburger in België een bepaald bedrag aan bestaansmiddelen zou moeten hebben of dat het familielid volledig ten laste zou moeten blijven in België.
    • het bewijs van ten laste zijn of deel uitmaken van het gezin moet afgegeven worden door bevoegde overheden van het land van herkomst; als die overheden geen bewijs afgeven, kan het bewijs met elk passend middel geleverd worden.
    • de wet bepaalt geen beperking in de graad van verwantschap.
  • Een familielid die vanwege ernstige gezondheidsredenen een persoonlijke verzorging door de Unieburger strikt behoeft, en die niet in aanmerking komt voor gezinshereniging als echtgenoot, gelijkgestelde partner, wettelijk geregistreerde partner, (stief)(klein)kind of (schoon)(groot)ouder van de Unieburger:
    • zowel de ernstige gezondheidsredenen, als de noodzaak van verzorging, persoonlijk door de Unieburger, moet bewezen worden. Maar de Verblijfswet preciseert niet volgens welke bewijsmodaliteiten dat moet gebeuren.
    • de wet bepaalt geen beperking in de graad van verwantschap.

Procedure gezinshereniging met Unieburger

Vanaf 15 mei 2014 kunnen bovenstaande categorieën (ouder van minderjarige Unieburger, en andere familie van Unieburger) een aanvraag tot gezinshereniging indienen. De procedure verloopt zoals een gewone procedure gezinshereniging met Unieburger.

Er is nog geen uitvoeringsbesluit, maar in afwachting daarvan geldt het volgende voor wie aan de voorwaarden voldoet:

  • Als de ouder of het ander familielid zelf ook Unieburger is, krijgt hij bij de aanvraag een bijlage 19; na maximaal 6 maanden krijgt hij een E kaart; en na 5 jaar een E+ kaart.
  • Als de ouder of het ander familielid zelf derdelander is, krijgt hij bij de aanvraag een bijlage 19ter en (na positieve woonstcontrole) een attest van immatriculatie voor 6 maanden; daarna (of na visum type D) een F kaart; en na 5 jaar een F+ kaart.
  • In geval van weigering of beëindiging van het verblijf is een schorsend annulatieberoep bij de RvV mogelijk (met bijlage 35).

Wijzigingen voor het verblijf van Unieburger

De wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de Verblijfswet bepaalt ook enkele wijzigingen voor het verblijf van Unieburgers en hun familie, voor alle categorieën:

  • Binnenkomst en bewijs Unieburgerschap of verwantschap met Unieburger:
    • De Unieburger of het derdelands familielid moet binnen redelijke grenzen de kans krijgen om deze bewijzen te bekomen of te laten bezorgen, bijv. via fax, telefoon, e-mail, internet. Deze bepaling van richtlijn 2004/38 was nog niet omgezet door België.
  • Onredelijke belasting door de Unieburger en familie:
    • DVZ houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de EU-student, de economisch niet-actieve Unieburger en familie. DVZ moet rekening houden met het al dan niet tijdelijke karakter van zijn moeilijkheden, de duur van zijn verblijf in België, zijn persoonlijke situatie en het bedrag van de aan hem uitgekeerde steun. Deze bepaling van richtlijn 2004/38 was nog niet omgezet door België.
  • Proportionaliteitstoets:
    • De DVZ moet een proportionaliteitstoets uitvoeren als hij het verblijf van een Unieburger wil beëindigen. DVZ moet rekening houden met de duur van zijn verblijf in België, zijn leeftijd, gezondheidstoestand, gezinssituatie en economische situatie, sociale en culturele integratie in het Rijk en de mate waarin hij bindingen heeft met zijn land van herkomst.
    • Opmerking Kruispunt M-I: de Verblijfswet voorziet nog steeds geen proportionaliteitstoets bij weigering van het verblijf van een Unieburger (dit vergt een aanpassing van artikel 42 §1 Vw), noch bij beëindiging van het verblijf op basis van fraude (dit vergt een aanpassing van artikel 42septies Vw). De Europese richtlijn 2004/38 vereist ook in deze gevallen nochtans een proportionaliteitstoets.
  • Duurzaam verblijf voor Unieburger en familie:
    • Elk verblijf op basis van een “rechtsinstrument van de EU” telt mee voor de vereiste van 5 jaar verblijf om een duurzaam verblijf als Unieburger te bekomen. Dus ook een verblijf van vóór de omzetting van richtlijn 2004/38 op basis van de oude EU-richtlijnen. Deze wetswijziging volgt uit het arrest Lassal van het Hof van Justitie van 7 oktober 2010.
    • Opmerking Kruispunt M-I: de Belgische Verblijfswet heeft de arresten Ziolkowski en Punakova van het Hof van Justitie nog niet formeel omgezet. Volgens deze rechtspraak telt ook een verblijf van vóór de toetreding tot de EU mee als dat verblijf voldoet aan de voorwaarden voor een lang verblijf als Unieburger. De DVZ past deze arresten wel toe in de praktijk.

Wijziging inzake gezinshereniging met derdelander

De wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de Verblijfswet bepaalt ook een kleine wijziging voor gezinshereniging met een in België verblijfsgerechtigde derdelander.

  • Voor twee specifieke categorieën wijzigt de procedure gezinshereniging als zij hun aanvraag indienen bij de gemeente vanuit een kort wettig verblijf in België (bijv. met een toeristenvisum):
    • een minderjarig kind van een derdelander met onbeperkt verblijf of zijn echtgenoot of gelijkgestelde partner
    • een ouder van een minderjarig erkend vluchteling of subsidiair beschermde die België binnen kwam als niet-begeleide minderjarige vreemdeling
  • Vanaf 15 mei 2014 krijgen deze categorieën een bewijs van hun aanvraag en een attest van immatriculatie nadat de DVZ de ontvankelijkheid van de aanvraag heeft nagegaan. Er staat geen wettelijke behandelingstermijn op die tussenkomst van de DVZ, maar ze moet wel 'onverwijld' gebeuren.

Wijzigingen voor status langdurig ingezetene in België

De wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de Verblijfswet bepaalt verschillende wijzigingen in verband met de status van langdurig ingezeten derdelander in België (D kaart). De Europese richtlijnen en rechtspraak van het Hof van Justitie worden hierdoor (beter) omgezet in de Belgische Verblijfswet.

  • Erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden zijn niet langer uitgesloten van de status van langdurig ingezeten derdelander. Er zijn wel specifieke regels voor berekening van de vereiste 5 jaar verblijf. In principe telt maar de helft van de asielprocedure mee, tenzij als die langer dan 18 maanden duurde. Er komt een bijzondere vermelding op de D kaart van een langdurig ingezetene die ook erkend vluchteling of subsidiair beschermde is. Ze mogen niet uitgewezen worden naar het land waarvoor ze internationale bescherming kregen. Daarom is er een wederzijdse informatieverplichting tussen EU-lidstaten en een verplichting tot terugname door de lidstaat die de internationale bescherming toekende.
  • De status van langdurig ingezetene staat voortaan ook open voor vreemdelingen die nog geen onbeperkt verblijfsrecht hebben. Bepaalde categorieën vreemdelingen met een tijdelijk of voorlopig verblijfsrecht in België worden wel expliciet uitgesloten van de status van langdurig ingezetene:
    • Studentenverblijf
    • (Aanvrager) tijdelijke bescherming. Dit betreft een theoretisch statuut dat nog nooit werd toegepast.
    • (Aanvrager) “andere vorm van bescherming dan internationale bescherming". Dit is een letterlijke omzetting van de richtlijn; de memorie van toelichting verduidelijkt niet wat dit in de Belgische context betekent. Het begrip "internationale bescherming" wordt nu wel in artikel 1, 16° Verblijfswet gedefinieerd als "de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus". Volgens het Grondwettelijk Hof is de medische verblijfsmachtiging artikel 9ter Vw een vorm van subsidiaire bescherming, maar niet volgens de definities van de Verblijfswet. Of het dan wel een "andere vorm van bescherming" is, is echter ook niet gezegd; artikel 9ter Vw betreft immers een "verblijfsmachtiging". Het is dus nog niet duidelijk hoe het begrip "andere vorm van bescherming" precies moet geïnterpreteerd worden.
    • Kandidaat-vluchteling of kandidaat-subsidiair beschermde.
    • Verblijf uitsluitend om redenen van tijdelijke aard. De memorie van toelichting geeft als voorbeelden: au pairs, seizoenarbeiders, gedetacheerden.
    • Personen met een diplomatieke, consulaire of bijzondere identiteitskaart die afgegeven is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (in het kader van de internationale verdragen).
  • Een legaal en ononderbroken verblijf van 5 jaar is nodig voor een status van langdurig ingezetene. Voor de berekening van die periode tellen ook bepaalde perioden met een beperkt verblijfsrecht mee.
  • Een aanvraag voor de status van langdurig ingezetene (D kaart) geldt alleen nog tegelijk als een aanvraag tot vestiging (C kaart) als de vreemdeling een onbeperkt verblijfsrecht heeft.
  • DVZ moet voor een negatieve beslissing omwille van openbare orde of nationale veiligheid, in bepaalde gevallen een proportionaliteitstoets doen. Deze regels uit de richtlijn waren nog niet omgezet door België.

Nog diverse wijzigingen aan de Verblijfswet

Buiten de hierboven besproken punten, bepaalt de wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de Verblijfswet nog enkele kleinere punten:

  • Invoering van SIS II (Schengen Information System)
    • Dit informatiesysteem omvat alle signalementen met het oog op weigering van toegang dan wel verbod van verblijf ten opzichte van onderdanen van derde landen. Een signalement in SIS II kan de grondslag vormen voor de uitwijzing van een vreemdeling.

  • De verwijzing in artikel 10 Verblijfswet naar de nationaliteitskeuze wordt opgeheven. De nationaliteitskeuze is immers al enige tijd afgeschaft.
  • Wijzigingen over het MB tot terugwijzing en KB tot uitzetting (artikel 20 en 21 Vw)
    • Terugwijzings- en uitzettingsbesluiten mogen niet op economische redenen berusten maar moeten uitsluitend gegrond zijn op het persoonlijk gedrag van de vreemdeling.
    • Bij het nemen van een uitzettingsbesluit moet de DVZ een proportionaliteitstoets doen en rekening houden met de duur van het verblijf in België, de leeftijd van de betrokkene, de gevolgen voor de betrokkene en zijn familieleden en met het bestaan van banden met het land van herkomst of het ontbreken ervan.
  • Verhoging van de boete voor vervoerders van 3750 naar 5000 euro (art. 74/4 Vw).