Turkse werknemers genieten voorkeursbehandeling

In arrest nr. 143.635 van 20 april 2015 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) het bevel om het grondgebied te verlaten dat Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) aan een Turkse werknemer afleverde, nadat zijn verblijfsrecht niet werd verlengd wegens arbeidsongeschiktheid.

Volgens de RvV past DVZ de Verblijfswet niet toe conform Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad (EEG-Turkije) van 19 september 1980. Dat besluit geeft Turkse werknemers een voorkeursbehandeling in de Europese Unie.

Feiten

De betrokken Turkse werknemer kwam met een visum D op basis van een arbeidskaart B naar België. Hij kreeg op 18 januari 2012 een verblijfskaart A.

Zijn arbeidskaart B en zijn verblijfskaart A werden verlengd tot 17 december 2014. Op die datum beslist DVZ de verblijfskaart A niet te verlengen en geeft DVZ een bevel om het grondgebied te verlaten af. DVZ beroept zich op artikel 13 van de Verblijfswet van 15 december 1980 (Vw) dat bepaalt in § 3:

§ 3. De minister of zijn gemachtigde kan in één van de volgende gevallen een bevel om het grondgebied te verlaten afgeven aan de vreemdeling die gemachtigd werd om voor een beperkte tijd in het Rijk te verblijven ingevolge deze wet of ingevolge de bijzondere omstandigheden eigen aan de betrokkene of ingevolge de aard of de duur van zijn activiteiten in België :

1° (…)
2° indien hij niet meer voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden;
3° (…)

Volgens DVZ voldeed de Turkse werknemer niet meer aan de voorwaarden van zijn verblijfsrecht: hij kon geen bewijs van tewerkstelling van het afgelopen jaar voorleggen omdat hij door arbeidsongeschiktheid niet kon werken tijdens dat jaar.

Analyse RvV beslissing

Volgens de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen past DVZ artikel 13 Vw niet juist toe. Dat artikel moet immers gelezen worden in samenhang met Besluit 1/80 van de Associatieraad (EEG-Turkije), zoals het uitgelegd wordt door rechtspraak van het Hof van Justitie. Volgens de Raad heeft DVZ geen rekening gehouden met de voorkeursbehandeling die Turkse werknemers genieten op basis van dat besluit. Artikel 6 van Besluit 1/80 van de Associatieraad stelt:

  • enerzijds dat een ziekte van korte duur gelijkgesteld wordt met een regelmatige tewerkstelling;
  • anderzijds dat periodes van afwezigheid door langdurige ziekte, zoals bijvoorbeeld langdurige arbeidsongeschiktheid of onvrijwillige werkloosheid weliswaar niet gelijkgesteld worden met regelmatige tewerkstelling, maar dat zij evenmin afbreuk doen aan rechten die reeds door tewerkstelling werden verworven. Een van die rechten is bijvoorbeeld een vrije toegang tot eender welke functie in loondienst na 4 jaar regelmatige tewerkstelling.

De RvV wijst daarnaast op het arrest Bozkurt van het Hof van Justitie van 6 juni 1995 waaruit volgt dat de toegang tot een job, zoals voorzien in Besluit 1/80, een verblijfsrecht veronderstelt. Zonder verblijfsrecht blijft het recht op werken immers dode letter.

Verder stelt DVZ dat het arbeidscontract van 13 uur per week dat door de Turkse werknemer na zijn arbeidsongeschiktheid werd afgesloten niet voldoende is omdat hij daardoor niet voldoende bestaansmiddelen heeft om te voorzien in zijn levensonderhoud en dat van zijn familie. Deze redenering doet volgens de RvV afbreuk aan de autonome interpretatie van het begrip ‘werknemer’, zoals het door rechtspraak van het Hof van Justitie werd bepaald, en waarnaar door het Hof van Justitie ook verwezen wordt om het begrip ‘werknemer’ in Besluit 1/80 uit te leggen. Om als werknemer beschouwd te worden in het Europese recht moet je reële en daadwerkelijke arbeid verrichten, die niet marginaal en bijkomstig is. De hoogte of herkomst van de inkomsten speelt daarbij geen rol.

Conclusie

De RvV vernietigt dus het bevel om het grondgebied te verlaten omdat DVZ bij het nemen van de beslissing geen rekening heeft gehouden met Besluit 1/80 van de Associatieraad (EEG-Turkije), zoals geïnterpreteerd door het Hof van Justitie.