RvV gebruikt het WIPR om “gezinslid” in het kader van de Dublinverordening te definiëren

Op 10 oktober 2017 vernietigde de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een negatieve beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) in het kader van de Dublin III-verordening (Europese verordening 604/2013 van 26 juni 2013) omwille van de interpretatie van het begrip “gezinslid” uit die verordening. De RvV doet beroep op het Wetboek Internationaal Privaatrecht (WIPR) om de wettigheid van een huwelijk vast te stellen.

Achtergrond

Een Afghaanse vrouw diende op 8 januari 2016 in Nederland een verzoek om internationale bescherming in. Nadien, op 30 maart 2017, diende ze in België nogmaals een verzoek in. Ze gaf daarbij aan gehuwd te zijn met een Afghaanse man die in België erkend werd als vluchteling. Als bewijs legde ze een religieuze huwelijksakte voor, gedateerd op 10 april 2016, en een huwelijkscertificaat, gedateerd op 23 mei 2016, van de Afghaanse ambassade in Nederland. Ze stelde bovendien dat dit huwelijk was voltrokken zonder de toestemming van haar ouders, waar ze in Nederland bij verbleef. Omwille van eergerelateerde redenen zei ze Nederland te ontvluchten. DVZ deed niettemin een terugnameverzoek aan Nederland, dat het verzoek aanvaardde. Op 9 juni 2017 werd haar een bijlage 26quater afgeleverd.

DVZ besliste hoofdzakelijk dat artikel 9 van de Dublinverordening niet van toepassing is. Op basis van dat artikel is de lidstaat bevoegd waar een gezinslid toegelaten wordt tot verblijf vanwege de toekenning van internationale bescherming. Onder de term “gezinslid” wordt volgens de Dublinverordening onder meer de echtgenoot van de verzoeker begrepen.

Op basis van volgende elementen en redenering besliste DVZ dat er geen sprake was van een “gezinslid” zoals bedoeld in artikel 9 van de Dublinverordening:

  • de echtgenoot heeft de Belgische nationaliteit
  • de Afghaanse huwelijksakte is geen formele huwelijksakte naar Belgisch recht
  • in het rijksregister stond de vrouw als niet-verwante bij haar partner geregistreerd
  • de man was reeds in 2008 als minderjarige in België aangekomen, maar heeft tijdens zijn interview niets over een relatie of huwelijk verklaard
  • de vrouw is op 23 november 2015 uit Afghanistan vertrokken, volgens haar verklaringen enkel met als doel asiel aan te vragen in Nederland
  • mevrouw kwam op 6 januari 2017 aan in Nederland, drie maanden later werd het huwelijk afgesloten
  • de voorgaande feiten tonen volgens DVZ aan dat er geen sprake is van een effectieve duurzame relatie en dus ook niet van een beschermenswaardig privé- en gezinsleven onder artikel 8 EVRM.

Beslissing RvV

De RvV stelt dat het bij de beoordeling van de materiële motiveringsplicht niet zijn beoordeling in de plaats van DVZ kan stellen. De Raad kan enkel nagaan of DVZ is uitgegaan van de juiste feitelijke gegevens en of zij op grond daarvan correct en niet in onredelijkheid heeft geoordeeld. De Raad bevestigt verder de wettelijke bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg om geschillen met betrekking tot de erkenning van de geldigheid van buitenlandse akten te beslechten en zegt zich hier niet over uit te spreken. Zij beoordeelt enkel de wettigheid van de bijlage 26quater.

De RvV stelt in deze zaak vast dat het huwelijk reeds werd gesloten voordat de man de Belgische nationaliteit had. Artikel 46 van het WIPR bepaalt dat het recht van de staat waarvan men bij de voltrekking van het huwelijk de nationaliteit heeft, de voorwaarden bepaalt voor de geldigheid van het huwelijk.

Omdat beide partners op het moment van de voltrekking van het huwelijk de Afghaanse nationaliteit hadden, is het Afghaanse recht van toepassing. De argumentatie van DVZ dat er geen wettelijk huwelijk is louter omdat er geen formele akte naar Belgisch recht is, is volgens de RvV dan ook kennelijk onredelijk. DVZ had de buitenlandse akte volgens de toepasselijke bepalingen van het WIPR moeten onderzoeken. Door dit niet te doen begaat ze een schending van de materiële motiveringsplicht.

De argumentatie die DVZ ontwikkelde na de indiening van het beroep, dat er op grond van artikel 30 WIPR geen gelegaliseerde huwelijksakte is en dat er dus geen sprake is van een in België erkend wettelijk huwelijk, ontbreekt in de bestreden beslissing en is slechts een a posteriori toetsing aan het WIPR.

De bijlage 26quater wordt dan ook vernietigd.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen