RvS verbreekt arrest RvV wegens niet uitvoeren van psychologisch onderzoek van asielzoekster

De Raad van State (RvS) verbreekt een tweede arrest van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) dat het gezag van gewijsde van een eerste arrest van de RvV in dezelfde zaak miskent. Het tweede arrest van de RvV besloot dat het vluchtverhaal van een Congolese vrouw niet geloofwaardig was, zonder dat het CGVS een psychologisch onderzoek uitvoerde. De RvV had nochtans in een eerste arrest verklaard dat dit nodig was.

De feiten en procedurevoorgaanden

Een jonge vrouw uit de Democratische Republiek Congo diende een asielaanvraag in België in. Ze beweerde dat mannen in een militair uniform haar ontvoerden en dat één van hen haar verkrachtte. De moeder van de vrouw zou niet veel later vermoord zijn, wellicht door dezelfde mannen. Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) wees de asielaanvraag af. Het repetitieve karakter van de verklaringen en de weinig gedetailleerde weergave van de gevolgen van de verkrachting en de omstandigheden van de moord op de moeder maakten het vluchtverhaal ongeloofwaardig, volgens het CGVS.

De asielzoekster ging tegen de beslissing van het CGVS in beroep bij de RvV. De RvV vernietigde de beslissing zodat het CGVS een nieuwe beslissing moest nemen. De RvV was van mening dat er aanvullende onderzoeksmaatregelen nodig waren, minstens een medisch onderzoek van de asielzoekster. De RvV benadrukte daarbij dat zowel het CGVS als de asielzoekster inspanningen moesten leveren om bij te dragen tot de vaststelling van de feiten.

Het CGVS weigerde opnieuw een beschermingsstatuut toe te kennen aan de vrouw. In beroep bevestigde de RvV de beslissing van het CGVS en weigerde ze een beschermingsstatuut toe te kennen. Dit omdat de vrees voor vervolging niet vaststaat en het vluchtverhaal niet geloofwaardig is. De vrouw diende een cassatieberoep bij de RvS in tegen het arrest van de RvV.

RvS analyse

De RvS stelt vast dat de RvV in zijn eerste arrest beslist had dat een psychologisch onderzoek van de vrouw nodig was om de geloofwaardigheid van haar asielaanvraag te beoordelen. Maar het CVGS voerde dit niet uit en toch besloot de RvV in zijn tweede arrest dat het asielverhaal niet geloofwaardig was. Het CGVS kon zelf het psychologisch onderzoek niet uitvoeren en de vrouw zou de noodzakelijke stappen om zich psychologisch te laten onderzoeken vertraagd hebben.

De RvS wijst erop dat de omstandigheid dat de asielzoekster niet snel de noodzakelijke stappen zou gezet hebben voor het psychologische onderzoek, het CGVS niet ontslaat van het nemen van de vereiste maatregelen om het onderzoek uit te voeren zoals het eerste arrest van de RvV beval.

De RvV besloot in haar tweede arrest dus tot de ongeloofwaardigheid van het vluchtverhaal zonder dat het psychologisch onderzoek, dat op basis van het eerste arrest van de RvV van essentieel belang was, uitgevoerd werd. De RvV stelde ook niet vast dat het onderzoek niet langer nodig zou zijn. Het arrest van de RvV miskent daarom het gezag van gewijsde, de bindende kracht verbonden aan het eerste arrest van de RvV.

De RvS verbreekt daarom op 8 november 2016 het arrest van de RvV.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen