Ook Raad van State zegt dat 9ter-bescherming ruimer is dan alleen "direct levensbedreigende" ziektes - DVZ past praktijk aan

Bericht van 3 juli 2013.

Na de vaste rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen veroordeelt nu ook de Raad van State de beperkte invulling die de Dienst Vreemdelingenzaken sinds meer dan een jaar gaf aan de medische regularisatie (artikel 9ter Verblijfswet). Sinds midden februari 2013 zou de DVZ zijn praktijk ondertussen hebben aangepast.

Samengevat zegt RvS arrest nr. 223.961 het volgende:

  • De DVZ mag de medische regularisatie (artikel 9ter Verblijfswet) niet beperken tot 'direct levensbedreigende ziektes' of een 'kritieke gezondheidstoestand'. DVZ verwees met deze begrippen naar de hoge drempel die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hanteert voor toepassing van artikel 3 EVRM in medische zaken. De RvS vindt deze verwijzing absoluut niet bruikbaar voor artikel 9ter Vw. Artikel 3 EVRM is slechts een minimumnorm (die bv. geldt zonder 9ter aanvraag of bij repatriëring), en verbiedt geen ruimere bescherming in de nationale wetgeving (met name in artikel 9ter Vw).
  • DVZ moet de verschillende mogelijkheden voor toepassing van artikel 9ter Vw onderzoeken, namelijk "een reëel risico voor het leven of de fysieke integriteit of een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling mogelijk is in het herkomstland of land van wettig verblijf". Artikel 9ter Vw betreft verschillende mogelijkheden, die naast elkaar geplaatst zijn. De ene mogelijkheid (risico voor het leven of de fysieke integriteit) is niet afhankelijk van de andere mogelijkheid (risico op onmenselijke behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in het land van herkomst), of andersom. DVZ moet beide onderzoeken.

Arrest nr. 223.961 van de Raad van State

In deze zaak verklaarde de DVZ op 18/4/2012 een 9ter-aanvraag onontvankelijk alleen omdat de ziekte "geen directe bedreiging voor het leven" vormde en omdat de "gezondheidstoestand niet kritiek" was. De DVZ paste zo de EHRM rechtspraak over artikel 3 EVRM (over de uitwijzing van zieke vreemdelingen zonder wettig verblijf) toe op artikel 9ter Verblijfswet (over de toekenning van een machtiging tot verblijf).

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen liet dit in zijn arrest van 22/8/2012 toe.

De Raad van State sprak zich uit op 19 juni 2013. De RvS stelt dat artikel 9ter Verblijfswet duidelijk verschillende mogelijkheden inhoudt. Bijvoorbeeld:

  • De ziekte houdt een reëel risico voor zijn leven of fysieke integriteit in.
  • De ziekte houdt een reëel risico in op een onmenselijke of vernederende behandeling door een gebrek aan adequate behandeling in het land van herkomst.

Hierbij is de tweede mogelijkheid niet afhankelijk van de eerste. Dit blijkt duidelijk uit de tekst van de wet zelf.

De RvS zegt dat de tekst van de wet duidelijk is. Deze duidelijke wettekst kan niet beperkter geïnterpreteerd worden door iets wat in de memorie van toelichting staat. De vermeldingen in de voorbereidende werken over de 'verwijdering' (uitwijzing of repatriëring) van vreemdelingen zijn niet relevant voor beslissingen over een aanvraag om machtiging tot verblijf. Dit is immers een ander soort maatregel.

Artikel 3 EVRM is inderdaad een hogere norm dan de Verblijfswet. Het zou echter kunnen dat artikel 3 EVRM een lagere vorm van bescherming voorziet dan artikel 9ter Verblijfswet. Toch moet artikel 9ter zoals hierboven vermeld worden toegepast. Het EVRM bevat immers minimumnormen. Een verdragspartij mag dan natuurlijk wel een ruimere bescherming voorzien in zijn interne wetgeving. Alleen minder bescherming kan niet.

In deze zaak onderzocht de DVZ niet of die aandoeningen een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling door een gebrek aan adequate behandeling in het land van herkomst inhouden. In deze zaak liet de RvV dat toe. De Raad van State vernietigt de beslissing van de RvV omdat dit in strijd is met artikel 9ter Verblijfswet. Volgens de RvS houdt het absoluut geen steek dat DVZ artikel 3 EVRM inroept omdat het EVRM een hogere norm is dan de Verblijfswet en omdat het EVRM minder bescherming voorziet dan artikel 9ter zelf.

Praktijk van DVZ aangepast sinds midden februari 2013

Sinds half februari 2013 zou deDienst Vreemdelingenzaken zijn medische advisering en zijn motivering van 9ter-weigeringen aangepast hebben. Dat zei de DVZ in een overleg met Kruispunt M-I.

  • Vanaf voorjaar 2012 tot half februari 2013 weigerde DVZ medische regularisatie-aanvragen als de ziekte volgens het advies van de DVZ-arts "niet direct levensbedreigend is gezien de kritieke gezondheidstoestand of het zeer vergevorderd stadium van de ziekte". Sinds november 2012 veroordeelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen dergelijke beslissingen systematisch, omdat de norm van artikel 9ter Verblijfswet ruimer is en omdat DVZ ook de rechtspraak van het EHRM (die niet bepalend is voor 9ter) te beperkt interpreteert.
  • Sinds half februari 2013 heeft DVZ zijn praktijk aangepast aan de vaste RvV rechtspraak. Voortaan adviseert de DVZ-arts en motiveert de DVZ-beslissing over alle aspecten van de 9ter-norm: "een reëel risico voor het leven of de fysieke integriteit of op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in het land van herkomst".
  • Beslissingen van voor februari 2013 worden ondertussen nog steeds vernietigd door de RvV; in dat geval moet de DVZ-arts een nieuw medisch advies geven zodat DVZ een nieuwe beslissing kan nemen. >>Lees meer over DVZ-beslissingen van voor half februari 2013 en RvV rechtspraak daarover

Bronnen