KB ’s voeren mogelijkheid in tot videogehoor door DVZ en CGVS tijdens asielprocedure

Op 19 september 2022 traden twee koninklijke besluiten in werking die de mogelijkheid invoeren voor de Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en staatlozen om gehoren op afstand te organiseren.

Een eerste koninklijk besluit van 26 november 2021, op 9 september 2022 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (BS), wijzigt het KB van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: CGVS-KB).

Een tweede KB van 26 november 2021, ook op 9 september 2022 gepubliceerd in het BS, wijzigt het KB van 11 juli 2003 houdende vaststelling van bepaalde elementen van de procedure die moeten gevolgd te worden door de dienst van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) die belast is met het onderzoek van de asielaanvragen op basis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: DVZ-KB).

Rechtstreekse audiovisuele verbinding of videoconferentie

Deze KB ’s voeren de mogelijkheid in voor het CGVS en de DVZ om een gehoor op afstand te organiseren met verzoekers om internationale bescherming (VIB). Tot nu toe voorzag de regelgeving alleen gehoren waarbij alle betrokkenen fysieke aanwezig waren. Een gehoor op afstand betekent dat minstens de ambtenaar of de tolk zich fysiek in een andere ruimte dan de VIB bevinden en hem verhoren via communicatiemiddelen waarmee je een gesprek op afstand in real time kan voeren. De verslagen aan de Koning vermelden een rechtstreekse audiovisuele verbinding of videoconferentietechnologie als voorbeeld. De tolk bevindt zich daarbij altijd in een ander lokaal dan de VIB, om zijn onpartijdigheid te garanderen. Een geluidsopname of audiovisuele opname maken van het gehoor is niet toegelaten.

Discretionaire bevoegdheid: geval per geval beoordeling

De KB ’s beperken het gebruik van het gehoor op afstand niet tot specifieke situaties. Het verslag aan de Koning vermeldt dat het gesprek in fysieke aanwezigheid wel de regel blijft. DVZ en het CGVS bekijken geval per geval of een gehoor op afstand aangewezen is. Ze houden hierbij rekening met de operationele context, de omstandigheden eigen aan het verzoek of de persoon van de VIB. Dit is een discretionaire bevoegdheid van de administratie.

De DVZ brengt de VIB bij de registratie van het verzoek om internationale bescherming op de hoogte dat het gehoor mogelijk op afstand zal plaatsvinden. Het CGVS brengt de VIB bij de oproeping op de hoogte dat het gehoor op afstand zal plaatsvinden. Beide instanties geven informatie over de modaliteiten en de maatregelen die er zijn om de vertrouwelijkheid te garanderen en over de mogelijkheid om een bezwaar in te dienen tegen het gehoor op afstand. De betrokken dienst onderzoekt en beoordeelt dit bezwaar.

Ondanks het feit dat de VIB een bezwaar kan indienen, is er geen afzonderlijk beroep voorzien tegen de beslissing om het gehoor op afstand te laten doorgaan. De VIB kan het bezwaar later wel als element opwerpen in een beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) tegen een Dublinbeslissing van DVZ of tegen de beslissing van het CGVS. Dit lezen we in het verslag aan de Koning van beide KB’s.

Bijstand door voogd, advocaat en vertrouwenspersoon

De voogd kan het gehoor op afstand bijwonen, zowel bij DVZ als bij het CGVS. De regelgeving voorziet echter een uitzondering, die door de Raad van State geschorst is:

  • De regelgeving voorziet een uitzondering als redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten. De verslagen aan de Koning verduidelijken dat het gehoor wordt stopgezet als de ambtenaar vaststelt dat de voogd nalaat de nodige maatregelen te nemen om de passende geheimhouding te waarborgen en geen gevolg geeft aan zijn instructies.
  • In twee arresten van 3 oktober 2022 schorst de Raad van State (RvS) de uitvoering van respectievelijk artikel 7 van het koninklijk besluit van 26 november 2021 (procedure DVZ) en artikel 4, 2° van het koninklijk besluit van 26 november 2021 (werking en rechtspleging CGVS). De RvS schorst deze artikelen voor zover deze de voogd verhinderen het gehoor op afstand bij te wonen als de redenen van vertrouwelijkheid zich daartegen verzetten. De Raad schorst deze bepalingen omdat de voogden hun niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) hierdoor niet bij ieder gehoor op afstand gegarandeerd kunnen bijstaan. Dit is immers in strijd is met artikel 9 van titel XIII, hoofdstuk VI: Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen van de Programmawet van 24 december 2002 (Voogdijwet). De Raad verwerpt de overige middelen in verband met gegevensbescherming, hoorrecht, daadwerkelijk rechtsmiddel en het recht op bijstand door een advocaat. Het CGVS en DVZ mogen rechtsgeldig gehoren op afstand organiseren overeenkomstig de bepalingen van beide KB ’s. De voogd van een NBMV moet echter altijd aanwezig kunnen zijn bij het gehoor van deze NBMV. Het is afwachten of de Raad van State in het vernietigingsberoep in dezelfde zin beslist.

Bij het CGVS kunnen ook de advocaat en vertrouwenspersoon het gehoor op afstand bijwonen, tenzij als redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten. Voor hen is deze uitzondering niet geschorst door de RvS; het vernietigingsberoep loopt nog.

Het verslag aan de Koning bij het CGVS-KB stelt dat als de ambtenaar vaststelt dat de advocaat of vertrouwenspersoon niet de nodige maatregelen in acht neemt om de passende geheimhouding te waarborgen, en geen gevolg geeft aan zijn instructies, deze ambtenaar kan beslissen dat de advocaat en/of de vertrouwenspersoon het gehoor niet langer op afstand mag bijwonen. Hun afwezigheid belet niet de VIB persoonlijk te horen.