Gezinshereniging en Somalische documenten: RvV verduidelijkt adagium ‘fraus omnia corrumpit’

In arrest nr. 202.121 van 9 april 2018 verduidelijkt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) dat het voorleggen van vervalste documenten bij een aanvraag gezinshereniging niet automatisch fraude inhoudt. De bewijslast ligt in dat geval ook bij Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ).

Feiten

Een Somalische vrouw vroeg in Oeganda een visum gezinshereniging aan om haar Somalische echtgenoot te vervoegen, die in België erkende vluchteling is. Als bewijs van het huwelijk legde zij een niet-gelegaliseerd huwelijkscertificaat voor.

Een Somalisch huwelijk wordt voltrokken door een lokale imam, bijgestaan door twee getuigen. Na de voltrekking van het huwelijk wordt er nooit een document afgegeven. Maar een huwelijksdocument is noodzakelijk om de aanvraag gezinshereniging te registreren. Daarom deed de vrouw een beroep op tussenpersonen, die op hun beurt een ambtenaar contacteerden, die nadien het bestaan van het huwelijk bevestigde.

Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) weigerde de visumaanvraag. De beslissing steunde op twee motieven. Enerzijds was het huwelijkscertificaat niet gelegaliseerd. Anderzijds concludeerde de ambassade dat de officiële stempels op het document door een kleurenprinter werden aangebracht in plaats van door lokale autoriteiten. DVZ beschouwde het document daarom als frauduleus.

Fraus omnia corrumpit

Volgens artikel 74/20 Verblijfwet (Vw) kan de minister of zijn gemachtigde de toelating tot verblijf weigeren wanneer de aanvrager gebruik maakte van valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten, fraude pleegde of andere onwettige middelen gebruikt, die bijdragen tot het verkrijgen van het verblijf.

De RvV verwijst naar de memorie van toelichting, die vaststelt dat artikel 74/20 Vw het algemeen rechtsbeginsel ‘fraus omnia corrumpit’ (letterlijk: ‘fraude bederft alles’) weergeeft. Dit beginsel bestaat uit twee bestanddelen volgens het Hof van Cassatie:

  • een foutieve gedraging (objectief criterium) én
  • een intentie om te schaden (subjectief criterium)

De bewijslast ligt bij DVZ.

Wat betreft het vervalste karakter van het huwelijkscertificaat stelt DVZ dat de stempels zijn aangebracht met een kleurenprinter. De Somalische vrouw vraagt de RvV om te willen nagaan of het bewijs daarvoor zich in het administratief dossier bevindt. De RvV stelt vast dit niet te kunnen verifiëren omdat het origineel voorgelegde certificaat zich niet in het administratief dossier bevindt. Bovendien blijkt uit de commentaar van de diplomatieke post dat het huwelijkscertificaat niet manifest vervalst is.

Maar zonder huwelijkscertificaat weigert de ambassade de aanvraag te registreren. De vrouw stelt dat het onmogelijk is, door de terreurdreiging in Somalië, om rechtstreeks Somalische ambtenaren te contacteren. Daarom deed ze beroep op een tussenpersoon om de ambtenaar te contacteren die het bestaan van het huwelijk bevestigt.

De RvV oordeelt dat DVZ de intentie om te schaden niet zonder meer kan afleiden uit het overleggen van een vervalst document. Bedrog kan niet zomaar gebaseerd worden op veronderstellingen. Het feit dat de verzoekster beroep deed op een tussenpersoon, toont niet aan dat het er haar enkel om te doen was een vals bewijs te verschaffen. Bovendien oordeelde DVZ dat de vrouw behoorde te weten dat het document niet betrouwbaar was en had zij zich moeten onthouden dit te gebruiken. Maar DVZ toonde niet aan hoe de Somalische vrouw had moeten weten dat een document verkregen via een tussenpersoon sowieso niet betrouwbaar is. Dit heeft als gevolg dat de bestreden beslissing artikel 74/20 Vw schaadt.

Wat betreft het feit dat het huwelijkscertificaat niet gelegaliseerd werd, wijst de Somalische vrouw erop dat Somalische documenten nooit gelegaliseerd worden door de Belgische autoriteiten. De diplomatieke post bevestigde ook dat Somalische documenten niet gelegaliseerd kunnen worden. De bestreden beslissing stelde uitdrukkelijk dat Somalische documenten niet gelegaliseerd worden omdat België de Somalische regering niet erkent. Volgens de RvV kan de beslissing dan niet steunen op een gebrek aan legalisatie.

Aangezien geen van beide motieven overeind blijft, vernietigt de RvV de weigeringsbeslissing.

Cascaderegeling

Ter informatie verwijst de RvV nog naar de artikelen 12bis §5 en §6 Vw. Deze bevatten een regeling om te voorkomen dat een gebrek aan officiële documenten het onmogelijk maakt bloed- of aanverwantschapsbanden te bewijzen voor aanvragen gezinshereniging voor familieleden van een erkende vluchteling of persoon met subsidiaire bescherming. Bij gebrek aan officiële documenten over de verwantschapsband mag een weigeringsbeslissing niet uitsluitend hierop gebaseerd worden maar kan rekening gehouden worden met andere geldige bewijzen.

Gelijkaardig arrest

RvV arrest nr. 199.935 van 20 februari 2018 vernietigt de weigering van een visumaanvraag voor gezinshereniging met een erkend vluchteling omdat de verzoeker geen gelegaliseerde huwelijksakte voorlegde. De RvV wijst DVZ ook hier op de cascaderegeling. De RvV oordeelt dat DVZ rekening moest houden met het feit dat de verzoeker in een detentiecentrum in Israël verbleef. Dit gegeven kan een impact hebben op de mogelijkheden tot het voorleggen van bewijsstukken inzake het huwelijk. In dit geval had DVZ rekening moeten houden met andere geldige bewijzen. Indien ook deze ontbraken, kon DVZ overgaan tot een onderhoud met de vluchteling en haar echtgenoot, of tot elk onderzoek dat noodzakelijk wordt geacht en voorstellen om een aanvullende analyse te laten uitvoeren.