Gezinshereniging en Somalische documenten

In een arrest nr. 188.795 van 22 juni 2017 verduidelijkt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de wettelijke regeling over het bewijs van verwantschap bij gezinshereniging. De RvV buigt zich specifiek over de toepassing van de regels op Somalische documenten. Volgens de RvV handelt Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) onredelijk door te stellen dat de ‘onmogelijkheid’ om officiële documenten of andere geldige bewijzen in Somalië te bekomen niet bewezen is, en dat een onderhoud met de betrokkenen niet verplicht is. De RvV wijst op de algemene situatie (van chaos) in Somalië en de onmogelijkheid om documenten te legaliseren. Ook oordeelt de RvV dat het vermoeden dat een buitenlands document frauduleus is, alleen het voorgelegde stuk zelf aantast maar niet de ingeroepen verwantschapsband.

Feiten

Een Somaliër vroeg in Oeganda een visum gezinshereniging aan om zijn Somalische echtgenote in België, erkende vluchteling, te vervoegen. Als bewijs van het huwelijk legde de aanvrager enkel een Engelse vertaling voor van een niet-gelegaliseerd ‘huwelijkscertificaat’. DVZ weigerde de aanvraag omdat het document niet gelegaliseerd was waardoor DVZ geen zekerheid had over de authenticiteit ervan. Bovendien bevatte de zogenaamde officiële stempel op het document verschillende schrijffouten waardoor er volgens DVZ duidelijk sprake was van fraude.

Bewijs verwantschap bij gezinshereniging – cascaderegeling

Familieleden die gezinshereniging vragen moeten hun verwantschap normaal bewijzen met ‘officiële documenten’, d.w.z. documenten die gelegaliseerd zijn en vertaald door een beëdigd vertaler.

Als dat onmogelijk is, voorziet de Verblijfswet in een alternatieve bewijsregeling:

  • wanneer het familielid van een persoon met internationale bescherming geen officiële documenten kan voorleggen en het gaat om gezinshereniging (en geen gezinsvorming) moet DVZ rekening houden met ‘andere geldige bewijzen’.
  • Is het ook onmogelijk om ‘andere geldige bewijzen’ voor te leggen, dan kan DVZ overgaan tot een onderhoud met het familielid en de referentiepersoon of tot elk onderzoek dat noodzakelijk geacht wordt (zie artikel 12bis §§5 en 6 van de Verblijfswet).

De omzendbrief van 17 juni 2009 over bepaalde verduidelijkingen en wijzigings- en opheffingsbepalingen inzake de gezinshereniging, licht de alternatieve bewijsmogelijkheden verder toe, onder meer aan de hand van voorbeelden.

Toepassing in concreto op Somalische documenten

Volgens de RvV staat het vast dat de aanvrager zich in de onmogelijkheid bevindt om zijn huwelijksband aan te tonen met ‘officiële documenten’ in de zin van art. 30 van het Wetboek Internationaal Privaatrecht (WIPR). De Somalische regering wordt niet erkend door België waardoor Somalische documenten niet gelegaliseerd kunnen worden. Ook DVZ erkent dit in zijn weigeringsbeslissing.

Artikel 11 Verblijfswet bepaalt dat de weigering van een aanvraag gezinshereniging van een familielid van een persoon met internationale bescherming niet uitsluitend gebaseerd mag zijn op het ontbreken van officiële documenten. Om die reden gaat de RvV ervan uit dat DVZ ook onderzocht heeft of het voorgelegde huwelijkscertificaat eventueel aanvaard kon worden als ‘ander geldig bewijs’. DVZ meende dat dit certificaat geen ‘ander geldig bewijs’ vormde omdat er alleen een Engelse vertaling voorgelegd werd met een zogenaamde officiële stempel met verschillende schrijffouten. Volgens DVZ was er dan ook sprake van fraude.

Vervolgens stelt zich de vraag of DVZ nog had moeten overgaan tot een onderhoud met betrokkenen. DVZ meent van niet, om volgende redenen:

  • een ‘onderhoud’ is volgens art. 12bis §6 Verblijfswet maar aan de orde wanneer de aanvrager ook de ‘onmogelijkheid’ bewezen heeft om ‘andere geldige bewijzen’ voor te leggen. De aanvrager heeft dit volgens DVZ niet aangetoond.
  • DVZ is nooit verplicht om over te gaan tot een onderhoud nu dit tot de discretionaire bevoegdheid behoort van DVZ.

Maar volgens de RvV handelt DVZ onredelijk door te stellen dat de ‘onmogelijkheid’ om officiële documenten of andere geldige bewijzen in Somalië te bekomen, niet bewezen is. De RvV wijst op de algemene situatie (van chaos) in Somalië en de onmogelijkheid om documenten te legaliseren. Bovendien stelt de RvV vast dat de Somalische man op het moment van zijn visumaanvraag in Oeganda verbleef als asielzoeker. Beide partners zochten dus bescherming tegen de Somalische overheid en konden zich niet richten tot de Somalische overheid of terugkeren naar Somalië om andere geldige bewijzen te bekomen.

De RvV bevestigt dat DVZ inderdaad een discretionaire bevoegdheid heeft om te beslissen of hij al dan niet overgaat tot een onderhoud met de betrokkenen, maar hij mag deze bevoegdheid niet op onredelijke wijze uitoefenen. De RvV achtte het in deze zaak onredelijk en onzorgvuldig van DVZ om beide partners niet uit te nodigen voor een onderhoud in België respectievelijk de Belgische ambassade in Oeganda om volgende redenen:

  • de echtgenote, die erkend is als vluchteling in België, gaf tijdens haar asielrelaas al aan dat zij religieus gehuwd was met de verzoeker en dit anderhalf jaar voorafgaand aan de visumaanvraag. De gegevens over het huwelijk in de Belgische asielaanvraag stemmen volledig overeen met de gegevens in de visumaanvraag van de echtgenoot;
  • de vrouw is erkend vluchteling in België en de man asielzoeker in Oeganda.

Via een onderhoud kon DVZ peilen naar de kennis van de partners over elkaar en de waarachtigheid van hun voorgehouden huwelijk.

Het feit dat het voorgelegde document mogelijks frauduleus bekomen werd kan geen afbreuk doen aan de vaststellingen van de RvV: eventuele fraude kan alleen het voorgelegde stuk zelf aantasten maar niet de ingeroepen verwantschapsband. De cascaderegeling in de Verblijfswet is dus steeds van toepassing, ook bij vermeende fraude.