Gewaarborgde gezinsbijslag voor subsidiair beschermden

Subsidiair beschermden zijn sinds 1 februari 2014 wettelijk vrijgesteld van de voorwaarde van enkele jaren “werkelijk en ononderbroken” verblijf om recht te hebben op gewaarborgde gezinsbijslag. Zij worden daardoor gelijk behandeld met erkende vluchtelingen, erkende staatlozen en vreemdelingen op wie een Europese verordening over sociale zekerheid of het Europees Sociaal Handvest van toepassing is. De wetgever komt hiermee tegemoet aan de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof.

Andere vreemdelingen moeten voor gewaarborgde gezinsbijslag wel nog vier jaar werkelijk en ononderbroken in België verblijven. In de wet staat vijf jaar, maar een omzendbrief van 2007 bracht die termijn terug tot vier jaar.

Vrijstelling van verblijfsvoorwaarde uitgebreid

Het oude artikel 1 van de Wet Gewaarborgde Gezinsbijslag stelde de erkende vluchteling wel vrij van de verblijfsvoorwaarde van enkele jaren werkelijk en ononderbroken verblijf maar de subsidiair beschermden niet.

Op 8 maart 2012 vond het Grondwettelijk Hof in zijn arrest nummer 42/2013 dat een ongeoorloofde discriminatie van subsidiair beschermden. Staten mogen volgens het Hof sociale bijstand wel beperken tot de meest fundamentele prestaties. Maar, ze mogen dan weer niet zo ver gaan dat ze subsidiair beschermde ouders met kinderen ten laste uitsluiten van elke hulpverlening wanneer zulke hulpverlening bestaat in de nationale wet. Het Hof verwees daarbij naar artikel 20, 24 en 28 van de Kwalificatierichtlijn 2004/83/EG.

Sinds 1 februari 2014 ziet artikel 1, zesde lid van de Wet Gewaarborgde Gezinsbijslag er dus als volgt uit:

“De natuurlijke persoon bedoeld in het eerste lid moet werkelijk en ononderbroken verbleven hebben in België gedurende minstens de laatste vijf jaar [nvdr: “vier jaar” vanaf 1 oktober 2007 door de Ministeriële Omzendbrief van 16 juli 2007] die de indiening van de aanvraag om gewaarborgde gezinsbijslag voorafgaan.

Van deze voorwaarde worden vrijgesteld :

[1°, 2°, 4° en 5°]

3° de vluchteling en de persoon die de subsidiaire beschermingsstatus geniet in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van de vreemdelingen.”