EHRM: schending art. 8 EVRM wegens weigering permanent verblijf aan staatloze na 40 jaar verblijf

In de zaak Hoti tegen Kroatië van 28 april 2018, veroordeelt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) Kroatië wegens een schending van artikel 8 EVRM (recht op privéleven) omdat het gedurende vele jaren heeft nagelaten de verblijfsstatus van een staatloze man te regulariseren. Opvallend is dat het EHRM zelf bepaalt dat de man staatloos is. Het EHRM kent een morele schadevergoeding van 7.500 euro toe.

In dit arrest doet het EHRM beroep op de relevante VN-verdragen omtrent staatloosheid en houdt het rekening met de wijze waarop de staatloosheid van de verzoeker een invloed had op de toegang tot zijn rechten. Het UNHCR kwam ook tussen in deze zaak.

Feiten

De heer Hoti werd in 1962 geboren in de autonome regio Kosovo in de voormalige Socialistische Federale Republiek Joegoslavië (SFRJ). Zijn ouders waren politieke vluchtelingen uit Albanië. In 1979 verhuisde hij naar Kroatië, dat op dat moment deel uitmaakte van de SFRJ, en waar hij sindsdien altijd heeft gewoond. Volgens zijn geboorteakte had de heer Hoti geen nationaliteit. Gedurende zijn 40 jaar verblijf in Kroatië wordt zijn verblijf gedeeltelijk getolereerd, gedeeltelijk worden hem tijdelijke verblijfsvergunningen op humanitaire gronden toegekend. Ondanks verschillende pogingen slaagt de heer Hoti er niet in om een permanent verblijfsstatuut te bemachtigen.

Zo heeft zijn verblijfsstatus na het uiteenvallen van de voormalige SFRJ vele stadia en wettelijke regimes doorgemaakt. Zijn aanvraag voor de Kroatische nationaliteit en een permanente verblijfsvergunning werden afgewezen. Vanaf 2011 was zijn status afhankelijk van een jaarlijkse verlenging van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Op grond van de nationale wet had de aanvrager daarvoor een geldig reisdocument nodig of, bij gebrek daaraan, de toestemming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, die discretionair was. In 2014 werd hem een verlenging geweigerd wegens het niet verstrekken van een geldig reisdocument.

EHRM

Erkenning verzoeker als staatloze

Een opvallend aspect van dit arrest is dat het EHRM op eigen initiatief bepaalt dat verzoeker staatloos is (§ 110), ondanks het feit dat de staat dat feit betwist. De heer Hoti werd geboren op het grondgebied van Kosovo, toen een autonome provincie van Servië binnen de SFRJ. Zijn ouders waren politiek vluchtelingen uit Albanië en genoten een vluchtelingenstatus in SFRY. In 1979, op 17-jarige leeftijd, verhuisde de heer Hoti naar Kroatië, waar hij sindsdien woont.

Tijdens de verschillende langdurige procedures betreffende de verblijfsstatus van de heer Hoti werd herhaaldelijk beweerd dat hij onderdaan is van Albanië, of van Kosovo. Verwijzingen naar zijn Albanese en Kosovaarse nationaliteit zijn te vinden in verschillende officiële documenten van de SFRJ en de Kroatische autoriteiten.

Het EHRM oordeelt, op eigen initiatief, dat de heer Hoti staatloos is op grond van onder meer volgende elementen:

  • er worden geen schriftelijke verklaringen van de Albanese autoriteiten voorgelegd waarin wordt bevestigd of ontkend dat de heer Hoti hun onderdaan is
  • volgens de Kosovaarse geboorteakte heeft hij geen enkele nationaliteit
  • de heer Hoti verklaarde dat hij probeerde contact op te nemen met de autoriteiten van Albanië en de Federale Republiek Joegoslavië (voor het uiteenvallen), waar hem mondeling werd meegedeeld dat hij geen onderdaan van die landen is.

Schending artikel 8 EVRM

Het EHRM onderzoekt vervolgens in deze zaak:

  • of de Kroatische autoriteiten een doeltreffende en toegankelijke procedure of combinatie van procedures hadden geboden waardoor de heer Hoti zijn verblijf en status in Kroatië kon regulariseren,
  • of de overheid hierbij zijn privéleven in acht had genomen

Het EHRM merkt hierbij op dat zijn situatie door zijn staatloosheid complex is en hierdoor niet kan vergeleken worden met die van “settled migrants”, waarrond het EHRM al heel wat jurisprudentie heeft ontwikkeld. Het EHRM onderzoekt de zaak wel in het licht van zijn rechtspraak rond de grieven van vreemdelingen die, ongeacht jarenlang daadwerkelijk in een lidstaat verbleven te hebben, hun verblijfsstatus niet konden regulariseren of waarbij dat ten onrechte langdurig aansleepte.

Het EHRM herhaalt dat maatregelen die het recht op verblijf beperken, in bepaalde gevallen een schending van artikel 8 EVRM kunnen inhouden, indien deze onevenredige gevolgen hebben voor het privé- of gezinsleven van de verzoeker. Artikel 8 EVRM kan ook een positieve verplichting inhouden om een verzoeker een effectief en toegankelijk middel te bieden om zijn rechten uit hoofde van dat artikel te genieten.

Het EHRM stelt vast dat de heer Hoti zonder twijfel een privéleven in Kroatië heeft in de zin van artikel 8 EVRM. Hij woont er al meer dan 40 jaar, heeft er verschillende jobs gedaan en heeft sociale banden opgebouwd. Tegelijkertijd heeft hij nog steeds een precaire verblijfsstatus in Kroatië. Die precaire situatie heeft gevolgen op zijn privéleven: moeilijkheden om werk te vinden, gevolgen voor zijn pensioenrechten, etc. De man is werkloos en zijn kans om werk te vinden wordt de facto belemmerd bij gebrek aan een verblijfsstatus. Het vooruitzicht dat hij een normale ziektekostenverzekering of pensioenrechten kan verwerven, werd daarom ook negatief beïnvloed. De onzekerheid over zijn verblijfsstatus heeft zijn privéleven nadelig beïnvloed. In die beoordeling houdt het EHRM rekening met zijn hoge leeftijd en het feit dat hij bijna veertig jaar in Kroatië heeft gewoond zonder dat hij een formele of feitelijke band heeft met een ander land.

Het EHRM kijkt vervolgens naar de verschillende procedures die de heer Hoti heeft ondernomen om zijn verblijfsstatus te regulariseren. Volgens de nationale wetgeving zijn staatlozen niet verplicht een geldig reisdocument te hebben bij het aanvragen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in Kroatië. Maar staatlozen hebben wel vijf jaar ononderbroken tijdelijk verblijf in Kroatië nodig om een permanente verblijfsvergunning te kunnen aanvragen, en daarvoor is wel een geldig reisdocument vereist. In werkelijkheid zijn staatloze personen dus verplicht aan vereisten te voldoen die zij uit hoofde van hun status niet kunnen vervullen. Dit is volgens het EHRM ook in strijd met de beginselen die voortvloeien uit het VN-Verdrag betreffende de status van staatlozen.

Zijn tijdelijk verblijf op humanitaire gronden kon verlengd worden met instemming van het ministerie. Deze toestemming is echter zuiver discretionair, werd niet op consistente wijze toegepast en leek geen rekening te houden met de bijzondere kenmerken van de situatie en het privéleven van verzoeker. De nationale rechters hebben deze kwestie ook niet in aanmerking genomen bij het onderzoek van de klachten van verzoeker.

Het EHRM concludeert daarom dat Kroatië niet heeft gezorgd voor een effectieve en toegankelijke procedure, waarbij het rekening heeft gehouden met zijn privéleven, om hem in staat te stellen zijn verdere verblijf en status in het land te regulariseren.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen