DVZ mag gezinshereniging niet weigeren na afgifte visum C aan familie Unieburger

Wanneer Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) een visum C (kort verblijf) met vermelding BNL 1 en BNL 11 aflevert aan een familielid van een Unieburger kan het achteraf de gezinshereniging in België niet meer weigeren. Bij de afgifte van het visum C werden de bewijsstukken voor gezinshereniging al inhoudelijk beoordeeld en erkende de DVZ het verblijfsrecht. Dat het familielid nadien nog in België de administratieve formaliteit moet vervullen om een verblijfskaart F aan te vragen doet geen afbreuk aan het al erkende verblijfsrecht. Dat zegt de Raad voor Vreemdelingenzaken (RvV) in arrest nr. 274.917 van 30 juni 2022.

Familielid ten laste

In juni 2021 vraagt een Marokkaanse vrouw een visum gezinshereniging om haar Nederlandse schoonzoon in België te vervoegen. Ze krijgt een visum C en komt naar België. Op het visum staan de vermeldingen BNL 1 en BNL 11. Volgens de omzendbrief van 21 september 2005 hebben deze codes de volgende betekenis:

  • BNL 1 = een visum afgeleverd na machtiging van de centrale overheden, in casu DVZ;
  • BNL 11 = een visum afgeleverd in het geval van een gezinshereniging.

Begin september 2021 dient ze bij de gemeente een aanvraag in voor een verblijfskaart als familielid van een Unieburger (bijlage 19ter). Ze voegt dezelfde bewijzen toe die ze neerlegde bij haar visumaanvraag. In februari 2022 weigert DVZ haar aanvraag gezinshereniging omdat ze niet afdoende aangetoond heeft in het herkomstland ‘ten laste’ te zijn van haar Nederlandse schoonzoon. In zijn beslissing benadrukt DVZ dat een visum C voor kort verblijf en de procedure gezinshereniging twee onderscheiden procedures zijn. Documenten voorgelegd in het kader van een C-visum zijn niet automatisch afdoende om het ‘ten laste-zijn’ bij gezinshereniging te bewijzen.

Verblijfsrecht al erkend bij afgifte visum C

De RvV stelt vast dat, hoewel verzoekster een visum C kreeg, zij duidelijk gezinshereniging beoogde en eigenlijk een visum D (lang verblijf) vroeg. Bij haar visumaanvraag werden de neergelegde bewijsstukken inhoudelijk beoordeeld door DVZ. Door de afgifte van het visum C met de vermeldingen BNL 1 en BNL 11 oordeelde DVZ dat verzoekster voldeed aan de voorwaarden voor gezinshereniging waardoor het recht op gezinshereniging erkend werd. Het feit dat verzoekster in België nog de administratieve stap moest zetten om de verblijfskaart zelf te bekomen doet geen afbreuk aan het reeds erkende verblijfsrecht. Bijgevolg kon DVZ in zijn weigeringsbeslissing niet meer stellen dat het verblijfsrecht niet erkend werd zonder het zorgvuldigheidsbeginsel te schenden. Om die reden vernietigt de RvV de weigering van DVZ.

Knelpunten en mogelijke oplossingen

Geen visa D gezinshereniging meer sinds 2016

Sinds eind 2016 leveren diplomatieke posten geen D-visa gezinshereniging (lang verblijf) meer af aan familieleden van Unieburgers. Zij kunnen enkel nog met een visum C (kort verblijf) naar België reizen, ook wanneer ze eigenlijk gezinshereniging willen aanvragen. De procedure gezinshereniging kunnen ze pas nadien opstarten, na aankomst in België. Voordien hadden familieleden van Unieburgers de keuze tussen beide type visa op aansturen van de Europese Commissie. Dat creëerde volgens DVZ veel verwarring bij de diplomatieke posten en gemeenten. Om die reden besliste DVZ enkel nog C-visa af te geven. Om een visum C te krijgen, moet de aanvrager bewijzen dat hij een ‘familielid’ is van deUnieburger. Sommige familieleden moeten daarvoor, naast een geboorte- of huwelijksakte, ook nog bijkomende bewijzen overmaken zoals:

  • het bewijs dat ze in het herkomstland ‘ten laste’ zijn van de Unieburger,
  • het bewijs dat ze in het herkomstland deel uitmaken van het gezin van de Unieburger,
  • het bewijs dat ze ernstige gezondheidsproblemen hebben en een persoonlijke verzorging door de Unieburger strikt nodig hebben,
  • het bewijs dat ze een duurzame relatie hebben met de Unieburger.

In een overleg met DVZ in maart 2017 wezen we al op een aantal belangrijke nadelen die deze beleidswijziging tot gevolg had. Onder meer het feit dat familie van Unieburgers nu bewijzen vaak tweemaal moet voorleggen: een eerste keer bij de aanvraag van het visum C en een tweede keer bij de aanvraag gezinshereniging in België. Dit lijkt strijdig met de Burgerschapsrichtlijn (richtlijn 2004/38/EG) die de administratieve last voor Unieburgers en hun familieleden bij de uitoefening van het vrij personenverkeer, net zoveel mogelijk wil beperken. Volgens DVZ vormde dit echter geen probleem omdat familieleden in de praktijk de bewijsstukken niet (opnieuw) zouden moeten voorleggen bij hun aanvraag gezinshereniging, behalve in de twee volgende gevallen:

  • Het familielid wacht te lang na zijn aankomst in België om de procedure gezinshereniging op te starten. DVZ zal dan vragen om het dossier te actualiseren (alleen bij ‘ten laste’ zijn en duurzame relatie).
  • Het C-visum werd niet afgeleverd door een Belgisch consulaat maar door een consulaat van een ander Schengenland dat België vertegenwoordigt in het land van herkomst. DVZ zal de bijkomende voorwaarden dan zelf (voor het eerst) beoordelen tijdens de procedure gezinshereniging in België.

De praktijk van DVZ waarbij het familielid niet opnieuw de bewijzen moest voorleggen tijdens de procedure gezinshereniging in België was in tegenspraak met de verblijfswetgeving. Volgens artikel 52 Verblijfsbesluit (Vb) moeten familieleden immers ten laatste binnen drie maanden na hun aanvraag gezinshereniging bewijzen dat ze voldoen aan de voorwaarden die op hen van toepassing zijn. In ieder geval wijzigde DVZ zijn standpunt in 2022. Sindsdien eist DVZ dat het familielid in alle gevallen de bewijzen voor gezinshereniging (opnieuw) voorlegt bij de aanvraag gezinshereniging. Dat wordt bevestigd op de website van DVZ:

“Het familielid van een EU-burger wiens visumaanvraag aanvaard wordt, ontvangt een inreisvisum voor de Schengenruimte (visum type C) waarop de vermelding BNL 11 wordt aangebracht.
OPGELET: De afgifte van een inreisvisum in het kader van de richtlijn 2004/38/EG geldt niet als afgifte van een verblijfskaart. Bijgevolg moet het familielid dat meer dan 90 dagen in België wenst te verblijven een verblijfsaanvraag indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats in België en bewijzen dat hij aan de voorwaarden voor een gezinshereniging voldoet. [Lees meer in Gezinshereniging]”

Visa C versus visa D

Niet alle voorwaarden voor gezinshereniging met een Unieburger moeten bewezen worden bij de aanvraag van het visum C. Voor een visum C moet men alleen bewijzen dat men de hoedanigheid heeft van ‘familielid van een Unieburger’ in de zin van artikel 2 of 3 Burgerschapsrichtlijn. Dat volgt uit artikel 6 Burgerschapsrichtlijn dat de voorwaarden oplegt voor een verblijfsrecht van maximum drie maanden. Men moet dus bewijzen dat men één van de volgende hoedanigheden heeft:

  • Echtgenoot of gelijkgestelde partner;
  • Wettelijk geregistreerde partner (of niet-gelijkgestelde partner);
  • Descendent van de Unieburger of zijn (al dan niet gelijkgestelde) partner, jonger dan 21 jaar of ‘ten laste’;
  • Ascendent ‘ten laste’ van de Unieburger of zijn (al dan niet gelijkgestelde) partner;
  • ‘Ander familielid’ dat in het herkomstland ‘ten laste’ is van de Unieburger;
  • ‘Ander familielid’ dat in het herkomstland deel uitmaakt van het gezin van de Unieburger;
  • ‘Ander familielid’ dat, omwille van ernstige gezondheidsredenen, een persoonlijke verzorging door de Unieburger strikt nodig heeft;
  • ‘Andere partner’ met wie de Unieburger een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft.

Voor een visum D of verblijfsrecht van méér dan drie maanden (artikel 7 Burgerschapsrichtlijn) gelden volgens de Burgerschapsrichtlijn soms bijkomende voorwaarden. Zo moet het familielid van een ‘EU-beschikker’ ook bewijzen dat de Unieburger voldoende bestaansmiddelen heeft om te voorkomen dat het familielid ten laste valt van de Belgische sociale bijstand en een ziekteverzekering die alle kosten in België dekt. Deze bewijzen mogen pas gevraagd en voorgelegd worden tijdens de aanvraag gezinshereniging in België. Het familielid van een EU-beschikker moet dus sommige bewijzen voorleggen bij de aanvraag van het visum C, en andere bewijzen pas bij de aanvraag gezinshereniging in België. Dit maakt de zaken zeer complex: zowel voor de betrokkene, als voor de posten en de gemeenten.

Mogelijke oplossingen

De herinvoering van visa D gezinshereniging zou een einde maken aan deze dualiteit. Ook de administratieve last voor familie van Unieburgers wordt zo beperkt tot het strikt noodzakelijke: na aankomst in België krijgen zij dan onmiddellijk hun verblijfskaart F (na positieve woonstcontrole) en moeten zij geen tweede procedure gezinshereniging doorlopen. De visa D moeten wel op korte termijn afgegeven worden, in overeenstemming met de richtlijnen van de EU-Commissie: in principe binnen de 15 dagen en ten laatste vier weken na de aanvraag.

Ook zou men de keuze kunnen geven aan familieleden tussen de aanvraag van een visum C of visum D. De procedure voor inschrijving na aankomst in België op basis van een visum C (als familielid van een Unieburger) zou dan wel vereenvoudigd moeten worden. Dit veronderstelt een aanpassing van artikel 52 Vb.