1 februari 2018

In een arrest van 23 november 2017 spreekt het Hof van Cassatie (HvC) zich uit over de gevolgen van de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit na schijnhuwelijk. 

Feiten

Het Cassatie-arrest is gericht tegen een arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 22 juni 2016 in een zaak waarover we eerder berichtten. 

Op 11 oktober 2007 huwde een Chinese vrouw met een Belgische man in China. Deze vrouw had al twee kinderen uit een vorig huwelijk. Op basis van haar huwelijk met de Belgische man verwierf de vrouw op 15 juli 2011 de Belgische nationaliteit. Ook de twee kinderen van de vrouw, die op het moment van de voltrekking van het huwelijk minderjarig waren, verwierven de Belgische nationaliteit, op grond van het toenmalige artikel 12bis, §1, 2° WBN.

In 2012, kort na het verkrijgen van de Belgische nationaliteit, scheidde de vrouw van haar Belgische echtgenoot, om quasi onmiddellijk na deze echtscheiding een huwelijksaangifte te doen met haar eerste echtgenoot. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad Antwerpen weigerde dit huwelijk te voltrekken. Het Openbaar Ministerie vorderde daarop zowel de nietigverklaring van het huwelijk tussen de vrouw en de Belgische man als de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit van de vrouw en haar kinderen, omdat het een schijnhuwelijk zou zijn geweest.

Cassatie: gevolgen in de tijd van verlies van nationaliteit

Het HvC volgt de redenering van het Hof van Beroep dat de voorwaarde van artikel 16, §2, 1° WBN nooit vervuld werd. Voor het verkrijgen van de Belgische nationaliteit op basis van dit artikel was een huwelijk met een Belg  een noodzakelijke voorwaarde. Bijgevolg kon de Chinese vrouw geen recht ontlenen op het verkrijgen en behoud van de door bedrog verkregen Belgische nationaliteit. Omdat het huwelijk van de Chinese vrouw met de Belgische man werd nietig verklaard, werd het geacht nooit te hebben bestaan en voldeed mevrouw dus niet aan de voorwaarde van gehuwd te zijn (geweest) met een Belg.

Het HvC verbreekt echter het arrest van het Hof van Beroep voor wat betreft de gevolgen in de tijd van het verval van de Belgische nationaliteit. Het Hof van Beroep stelde dat de vrouw geacht werd nooit de Belgische nationaliteit te hebben verkregen. Het HvC oordeelt dat het verlenen van gevolgen in de tijd aan de nietigverklaring van de aan het basis liggende huwelijk:

  • indruist tegen de nationaliteitswetgeving,
  • en artikel 8 van de Grondwet en de artikelen 2, 16 en 23 WBN schendt.

Het Hof van Beroep miskende het algemeen rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit door het in strijd met de wet toe te passen. In toepassing van de wet kan het verlies van de Belgische nationaliteit, ook als er sprake is van fraude, alleen gevolg hebben voor de toekomst.

Gevolg nationaliteit van de dochters

Zowel de rechtbank van eerste aanleg als het Hof van Beroep besloten dat de dochters hun Belgische nationaliteit behielden omdat zij zich niet hebben schuldig gemaakt aan een bedrieglijke handelswijze.

Het Openbaar Ministerie tekende cassatieberoep aan tegen de beslissing van het Hof van Beroep voor wat betreft de nationaliteit van de dochters. Het Hof van Cassatie weerlegt echter dit beroep. De dochters verkregen de Belgische nationaliteit op basis van het oude artikel 12bis, §1, 2° WBN. Het Openbaar Ministerie ging uit van twee foutieve rechtsopvattingen:

  • enerzijds dat voor de toepassing van dat artikel een verblijfsrecht vereist was,
  • anderzijds ging het Openbaar Ministerie er van uit dat de moeder haar Belgische nationaliteit met terugwerkende kracht verloor door de nietigverklaring van haar huwelijk.

Het Hof van Cassatie weerlegt deze stellingen en bevestigt het besluit van de lagere rechtscolleges dat de dochters de Belgische nationaliteit behouden.