Cassatie: Dublin III-verordening van toepassing ook zonder asielaanvraag in België

In een arrest van 20 december 2017 beslist het Hof van Cassatie dat de Dublin III-verordening van toepassing is op de detentie van een asielzoeker wanneer deze het voorwerp uitmaakt van een terugnameverzoek, ook al heeft die persoon geen asiel aangevraagd in België. De man had wel al asiel aangevraagd in Italië.

Feiten

Een Soedanese man vraagt geen asiel aan in België maar wordt aangehouden en overgebracht naar een gesloten centrum met het oog op repatriëring naar Soedan. Zijn detentietitel vermeldt echter dat hij ter beschikking moet blijven van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) “met het oog op het terugnameverzoek aan Italië”, het land waar hij eerder een asielaanvraag indiende. De man gaat in beroep tegen de beslissing van de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) die oordeelde dat de Dublin III-verordening niet van toepassing zou zijn omdat hij in België geen asiel aanvroeg. Bijgevolg zouden volgens de KI de detentievoorwaarden van de Dublin III-verordening niet gelden.

De Soedanese man meent dat de Dublin III-verordening wél van toepassing is en verwijst naar artikel 18 §1, b.

Dit artikel stelt dat de verantwoordelijke lidstaat verplicht is een verzoeker terug te nemen wiens asielaanvraag in behandeling is en die een asielaanvraag in een andere lidstaat heeft ingediend of die zich zonder verblijfstitel ophoudt in een andere lidstaat. Verzoeker stelt bijgevolg dat:

  • de voorwaarden voor detentie uit de Dublin III-verordening gelden (artikel 28)
  • de detentie onwettig is omdat het risico op onderduiken, op basis waarvan hij zou worden vastgehouden, voorlopig nog niet gedefinieerd is in de Belgische wetgeving.

De verzoeker verwijst hierbij naar het arrest Al-Chodor van het Hof van Justitie (HvJ) van de Europese Unie: de lidstaten zijn verplicht om de objectieve criteria vast te leggen waarop de redenen zijn gebaseerd om aan te nemen dat een derdelander tegen wie een Dublin-asieloverdrachtsprocedure loopt, zou onderduiken. Het ontbreken van deze objectieve criteria heeft tot gevolg dat de lidstaten detentie in afwachting van Dublin-overdracht bij risico op onderduiken niet kunnen toepassen.

Analyse Hof van Cassatie: Dublin III-verordening van toepassing

Het Hof van Cassatie oordeelt dat de Dublin III-verordening van toepassing is ook al heeft hij geen nieuwe asielaanvraag ingediend in de lidstaat waar hij op dat moment verblijft, wanneer deze het voorwerp is van een terugname-verzoek.

Het Hof van Cassatie komt tot die conclusie na analyse van volgende relevante artikelen uit de Dublin III-verordening.

  • Volgens artikel 20, § 1 Dublin III-verordening start de procedure voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat zodra het verzoek voor de eerste maal bij een lidstaat wordt ingediend.
  • Artikel 24 Dublin III-verordening handelt over personen die in een lidstaat verblijven waar ze geen asielaanvraag indienen, terwijl ze dit wel deden in andere lidstaat. Dit was in deze zaak het geval. De lidstaat waar de persoon zonder verblijfstitel verblijft en waar hij geen nieuwe asielaanvraag heeft ingediend, kan die andere lidstaat vragen de persoon terug te nemen wanneer ze van oordeel is dat die andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval kan België aan Italiê vragen de persoon terug te nemen.
  • Artikel 18 §1, b en artikel 20 lid 5 stelt dat de lidstaat waarbij de asielaanvraag is ingediend, verplicht is de persoon terug te nemen die zich zonder verblijfstitel in een andere lidstaat ophoudt.
  • Artikel 28 legt ook voorwaarden vast voor detentie in het kader van een Dublin-onderzoek. Een lidstaat mag een persoon vasthouden in een gesloten centrum met het oog op overdracht, wanneer er een significant risico op onderduiken bestaat. Hierbij is een individuele beoordeling vereist en kan detentie enkel voor zover deze evenredig is en er geen andere, minder dwingende alternatieve maatregelen effectief kunnen worden toegepast. De Dublin III-verordening definieert het “risico op onderduiken” als: “het in een individueel geval bestaan van redenen gebaseerd op objectieve, in wetgeving vastgelegde criteria, om aan te nemen dat een verzoeker of een onderdaan van een derde land of een staatloze op wie een overdrachtsprocedure van toepassing is, zou kunnen onderduiken.”

Het HvC stelt dat de KI – door te stellen dat Dublin-III niet van toepassing is - zijn beslissing dus niet wettelijk heeft gerechtvaardigd en casseert het arrest van de KI. Het wordt teruggezonden naar de KI van het Hof van Beroep van Brussel, met andere samenstelling.

Toevoeging Vluchtelingenwerk Vlaanderen: definitie “onderduiken” in Dublin-procedure

Het risico op onderduiken is in het kader van een Dublin-procedure voorlopig nog niet gedefinieerd in de Belgische wetgeving. Hierin komt echter verandering. Op 9 november 2017 werd wetsontwerp 2548 aangenomen, dat aanzienlijke wijzigingen aan de Verblijfswet zal aanbrengen. De wet is nog niet gepubliceerd in het Belgisch staatsblad.

Art. 1, 11° en 1, §2 van dit wetsontwerp definieert het risico op onderduiken. De criteria die in het wetsontwerp zijn opgenomen, blijven echter zeer algemeen, worden niet altijd met voldoende nauwkeurigheid bepaald en viseren een aanzienlijk aantal situaties. Zo kan er sprake zijn van een risico op onderduiken bij asielzoekers:

  • die valse documenten hebben gebruikt. In de praktijk komen talrijke asielzoekers in België aan door gebruik te maken van valse documenten.
  • die niet meewerken met de overheden, zonder dat er een wettelijke definitie wordt gegeven aan die samenwerking.

Diverse organisaties van het middenveld en Myria hebben hierover hun bezorgdheden geuit.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen