Sociaal onderzoek in het kader van dringende medische hulp (DMH)

In het kort

Een sociaal onderzoek is nodig om de behoeftigheid van de hulpvrager vast te stellen. Het onderzoek is verplicht opdat de kosten ten laste genomen zullen worden door de Federale overheid. Weigering tot medewerking bij het sociaal onderzoek wegens de hulpvrager kan tot een weigering van tussenkomst vanwege het OCMW leiden. In het kader van DMH zijn een aantal onderzoekdaden anders dan een klassiek sociaal onderzoek.

Stappen sociaal onderzoek

De hulpvraag om tussenkomst in medische kosten kan gesteld worden door de persoon zelf rechtstreeks aan het OCMW, of het kan schriftelijk binnenkomen bij het OCMW via een hulpverlener of sociale dienst van een verplegingsinstelling.

In een ideale situatie wordt de hulpvraag gesteld vóór de zorgverstrekking gebeurt, zodat het sociaal onderzoek op voorhand gevoerd kan worden.

Is het echter niet mogelijk om de hulpvraag te stellen vóór de zorgverstrekking, bijvoorbeeld door de dringendheid van de zorgnood, of door onwetendheid van de hulpvrager, dan kan dit ná de zorgverstrekking gebeuren. 

Het is in zo’n geval belangrijk dat de vraag om tussenkomst zo snel mogelijk wordt gesteld aan het OCMW. Het OCMW zal een vraag tot vergoeding van de overheid binnen de 60 dagen (als het zorg in een ziekenhuis betreft) of binnen de 45 dagen (bij zorg buiten een ziekenhuiscontext) na de medische zorg moeten overmaken aan POD Maatschappelijke Integratie. 

De overheid stelt geen exhaustieve lijst op met te verrichten onderzoekdaden bij een sociaal onderzoek, daar elke situatie anders is, en het OCMW zelf mag oordelen wat er nodig is om tot een beslissing te komen. Volgens POD-MI zijn er wel enkele gegevens die er minimaal in moeten onderzocht zijn. Die lees je hieronder. 

Het OCMW maakt de beslissing schriftelijk over aan de hulpvrager binnen de 30 dagen. De beslissing dient opgesteld worden op een manier dat ze begrepen kan worden door de aanvrager.

Bij een negatieve beslissing kan de hulpvrager kiezen om in te beroep gaan bij de arbeidsrechtbank. Het beroep moet binnen de drie maanden na het betekenen van de beslissing ingesteld zijn. 

Minimuminhoud sociaal onderzoek

De overheid stelt geen exhaustieve lijst op met te verrichten onderzoekdaden bij een sociaal onderzoek, daar elke situatie anders is, en het OCMW zelf mag oordelen wat er nodig is om tot een beslissing te komen. Wat er volgens POD-MI minimaal in moet voorkomen:

Een officieel en geldig identiteitsdocument heeft de voorkeur, maar het is geen wettelijke vereiste dat een persoon zonder wettig verblijf een officieel en/of geldig identiteitsdocument moet kunnen voorleggen. Het bewijs van identiteit kan met alle mogelijke middelen gebeuren, en dus ook met vervallen en/of inofficiële documenten. Medewerking van de hulpvrager rond zijn/haar identiteitsgegevens is wel vereist!

Bij het nagaan op welke manier -en om welke reden de hulpvrager België is binnengekomen, is het belangrijk om vast te stellen of de persoon komt van een visumplichtig -oftewel visumvrij derde land. 

Bij nationaliteiten met visumplicht moet de persoon een reisverzekering en genoeg bestaansmiddelen voorzien om een visum te bekomen. De reisverzekering dekt de onvoorziene medische kosten tijdens het wettig verblijf. De federale overheid (POD-MI) zal in die wettelijke fase enkel mogelijks kunnen tussenkomen bij medische kosten die de 30.000€ overstijgen (dit is de minimale dekking dat geboden wordt door de meeste reis-ziekteverzekeringen). Pas na het verlopen van de toegestane periode aangegeven op het visum (maximaal 90 dagen verblijf op 180 dagen. LET OP: dit kan dus ook korter zijn!!) kan de overheid tussenkomen voor kosten onder de 30.000€.

Nationaliteiten die vrijgesteld zijn van de visumplicht voor een kort bezoek aan het Schengengebied moeten ook genoeg middelen kunnen voorleggen voor de periode dat ze hier komen, maar dit wordt niet op voorhand gecontroleerd. Grenscontrole kan dit nagaan bij binnenkomst. In de wettige periode van 90 dagen op 180 dagen komt de federale overheid niet tussen in de medische kosten. Pas na het verlopen van de 90 dagen wettig verblijf, en als er voldaan is aan de andere voorwaarden, zal er dekking zijn voor de medische kosten in het kader van DMH.

Bij kort verblijf is het aan te raden om na te gaan of iemand zich garant heeft gesteld voor de bezoeker.

Dringende medische hulp is voorbehouden aan mensen die geen wettig verblijfsrecht hebben in België. Het onwettig verblijf moet dan ook vastgesteld worden. Via het rijksregister kan een OCMW nagaan of de hulpvrager een verblijfrecht heeft aangevraagd en eventueel bekomen. Uit het rijksregister blijkt ook of de persoon zijn verblijfrecht verloren heeft, of indien het (nog) niet toegekend werd. Als er geen gegevens terug te vinden zijn in het rijksregister kan het OCMW best afgaan op de documenten die de persoon bezit, en het verhaal dat de persoon vertelt. De bevindingen worden opgenomen in het sociaal verslag.

OPGELET! Voor Unieburgers (en hun familieleden) is er een uitzondering voorzien wat betreft onwettig verblijf. De toegang tot dringende medische hulp is voorzien bij wettig verblijf van Unieburgers die in de opstartfase (met een bijlage 19) van hun verblijf zitten, waar ze geen recht op andere ondersteuning van het OCMW kunnen openen. Dit is zo voor Unieburgers die hier geregistreerd staan (op de bijlage 19) als werkzoekende, of als economisch niet actief, of als student. Voor de laatste twee categorieën geldt dit in de eerste drie maanden vanaf afgifte van de bijlage 19. Ook het familielid van een Belg valt in deze categorie.

Extra voorwaarden toevoegen aan een aanvraag voor DMH is niet wettelijk! Bijvoorbeeld door te stellen dat de zorg heus in het land van herkomst aanwezig is, en dat de persoon moet teruggaan naar daar voor zorg. Of door te stellen dat de persoon zich maar in regel moet stellen op vlak van verblijf. Een OCMW kan de hulpvrager wel ondertussen toeleiden tot een aanvraag wettig verblijf als er redenen zijn die erop wijzen dat dit een mogelijkheid is, maar dit mag geen vereiste zijn om toegang te krijgen tot DMH.

Om de behoeftigheid te kunnen bepalen moet nagegaan worden welke bestaansmiddelen de hulpvrager werkelijk tot zijn beschikking heeft – ongeacht de aard of de oorsprong ervan. De inkomsten van de partner, de ascendenten en descendenten in eerste lijn moeten ook vermeld zijn in het sociaal verslag.

Hoewel een huisbezoek in het algemeen aangeraden is om een totaalbeeld te krijgen van de socio-economische situatie van de hulpvrager, is dit niet verplicht bij het sociaal onderzoek in het kader van dringende medische hulp. Het komt het OCMW toe om te oordelen wat de doelmatigheid en noodzaak is van een huisbezoek bij hulpvragers die soms onder zeer precaire omstandigheden verblijven. Indien een huisbezoek niet mogelijk is, bijvoorbeeld wegens dakloosheid of een zeer tijdelijke verblijfplaats van de hulpvrager, kan dit feit alleen geen aanleiding geven tot een weigering van de hulpvraag.

Indien een huisbezoek niet mogelijk blijkt, kan het OCMW afgaan op andere informatie, of 'indicatoren' die mee de verblijfs- woonsituatie van de hulpvrager duidelijk maken: vaststellingen van andere sociale diensten en vrijwilligers die werken met de doelgroep op het grondgebied van het OCMW, bv soepbedeling, bezoeken bij een sociaal medisch centrum, bij vzw's, in een daklozencentrum of via een school. Zij kunnen attesteren dat ze de persoon zien, hoe lang die gekend is, en hoe vaak. Dit kan allemaal opgenomen worden in het sociaal verslag.

Bij een aanvraag voor dringende medische hulp is het specifiek nagaan van de mogelijke tussenkomst van een andere instantie in de medische kosten vereist. Alle onderzoeksacties en de bewijzen van de bevindingen worden in het sociaal verslag opgenomen. Om te beginnen kijkt het OCMW naar de mogelijke tussenkomst van een verzekering, in België of in een ander land. De tussenkomst van andere ‘derden’ wordt ook onderzocht:

  • Is er publieke ziekteverzekering in België? Is er bijvoorbeeld sprake van uitlooprecht?
  • Is de cliënt een Unieburger, en is de Unieburger niet langer dan een jaar weggeweest uit de herkomst-lidstaat of de lidstaat waar men rechten heeft geopend? Navraag doen bij HZIV via hun standaardformulier en opsturen naariri.enquete@hziv.be
  • Is de cliënt een derdelander, van een herkomstland waar er een publieke ziekteverzekering is? Is er een verbindingsorgaan met dat land? Navraag doen bij HZIV via hun standaardformulier en opsturen naar iri.enquete@hziv.be
  • Is de persoon gekomen met een visum kort verblijf – kan de privéziekteverzekering ingeschakeld worden, is die nog geldig?
  • Is de persoon gekomen met een visum kort verblijf, en heeft iemand zich garant gesteld via een bijlage 3bis? Na te gaan bij koen.callaert@ibz.fgov.be  02/793.86.30 
  • Woont de hulpvrager samen met personen die mogelijks onderhoudsplichtig zijn? De partners en descendenten en ascendenten kunnen tegenover elkaar onderhoudsplichtig zijn, voor zover ze samenwonen en een inkomen hebben, en de menselijke waardigheid van de onderhoudsplichtige niet in het gedrang komt. Andere familieleden, of vrienden, zijn niet onderhoudsplichtig.
  • Indien het een ongeval betreft – kan een verzekering van een derde betrokkene tussenkomen? (bv een schoolverzekering, of een familiale verzekering)

Het OCMW kan niet louter vaststellen dat de betrokkene in theorie andere rechten kan laten gelden, maar dient rekening te houden met de omstandigheden en de praktijk, zoals bijvoorbeeld de weigering of insolvabiliteit van de garant.

Als later zou blijken dat de steun niet verschuldigd is, herziet het OCMW zijn beslissing en zet het de steun stop. Deze stopzetting mag niet retroactief gebeuren. Het OCMW moet dan wel het nodige doen om deze steun terug te vorderen bij het ziekenfonds, garant of reisverzekering en eventueel terug te betalen aan de Staat.