Hof van Justitie - C-569/15 - 13-09-2017

Samenvatting

Verordening nr. 1408/71 (nu: Verordening nr. 883/2004) heeft tot doel om werknemers die zich binnen de Europese Unie verplaatsen onder de socialezekerheidsregeling van één lidstaat te brengen, om de complexiteit die zou voortvloeien uit het toepassen van meerdere wettelijke systemen te voorkomen. De hoofdregel is dat de wetgeving van de lidstaat waar werkzaamheden in loondienst uitgeoefend worden van toepassing is (artikel 13 lid 2, onder a van Verordening nr. 1408/71). Voor werknemers die in meer dan één lidstaat werkzaamheden in loondienst uitoefenen geldt dat de wetgeving van de lidstaat van domicilie wordt toegepast, als dat één van de lidstaten is waar de werkzaamheden worden verricht (artikel 14 lid 2, onder b/i van Verordening nr. 1408/71). X t. Nederland en X. t. Nederland zijn twee aparte zaken waarin de vraag centraal staat wanneer aangenomen kan worden dat een werknemer in meerdere lidstaten werkzaam is.
 
C-569/15 betreft een man die in de periode van december 2008 t/m februari 2009 onbetaald verlof heeft genomen bij zijn Nederlandse werkgever om in die periode als skileraar in Oostenrijk te gaan werken. In die periode is de arbeidsovereenkomst tussen X en zijn werkgever gehandhaafd. Ter beantwoording van de vraag of X beschouwd kan worden als iemand die in twee lidstaten arbeid heeft verricht, beoordeelt het Hof van Justitie eerst of hij gedurende de periode van onbetaald verlof in Nederland geacht wordt op het grondgebied van Nederland werkzaam te zijn geweest. Daartoe is bepalend of de werknemer voor ten minste één risico verplicht of vrijwillig verzekerd is bij een algemeen of bijzonder stelsel van sociale zekerheid, ongeacht het bestaan van een arbeidsverhouding. Derhalve kan een persoon aan wie onbetaald verlof is toegekend ook tijdens deze periode beschouwd worden werkzaamheden in loondienst uit te oefenen, als hij voor de sociale zekerheid verzekerd blijft. Als hij gedurende die periode ook in een andere lidstaat werkzaam is, dan kan de conflictregel inzake het verrichten van arbeid in meerdere lidstaten ingevolge artikel 14, lid 2, onder b/i van Verordening nr. 1408/71 toegepast worden, mits de verrichte werkzaamheden gewoonlijk worden uitgeoefend en van betekenis zijn. Of dit het geval is moet beoordeeld worden aan de hand van de duur van de tijdvakken van de werkzaamheden en de aard van de arbeid in loondienst, zoals blijkt uit de contractdocumenten en de daadwerkelijk uitgeoefende werkzaamheden.
 
C-570/15 betreft een man die in België woont en van daaruit voor een Nederlandse werkgever arbeid verricht. In 2009 heeft hij 6,5% van zijn uren in België gewerkt. Een klein deel hiervan is besteed aan het bezoeken van cliënten. De rest van de tijd waren uren waarop de betrokkene in België thuis heeft gewerkt. Al deze werkzaamheden werden niet volgens een vast patroon verricht en in het arbeidscontract was geen regeling getroffen over het verrichten van werkzaamheden in België. De vraag is of deze situatie aanleiding geeft om de betrokkene te beschouwen als een persoon die op het grondgebied van twee lidstaten werkzaam is in de zin van artikel 14, lid 2, onder b/i van Verordening nr. 1408/71. Het Hof van Justitie oordeelt dat doorslaggevend is of de persoon op het grondgebied van twee of meer lidstaten gewoonlijk werkzaamheden van betekenis uitoefent. Voor de beoordeling daarvan kan met de omstandigheid dat de betrokken persoon slechts af en toe werkzaamheden op het grondgebied van een (tweede) lidstaat verricht geen rekening worden gehouden. De duur van de tijdvakken van de werkzaamheden en de aard van het werk, zoals die zijn vastgelegd in de contractdocumenten en de daadwerkelijk uitgeoefende werkzaamheden moeten in die beschouwing worden betrokken. Het Hof van Justitie oordeelt dat de voorliggende zaak onvoldoende aanleiding geeft om te concluderen dat de betrokkene in meer dan één lidstaat werkzaam is. Een ander oordeel zou er volgens het Hof van Justitie aan voorbijgaan dat aanknoping bij de woonlidstaat een afwijking van de regel vormt en zou bovendien het gevaar met zich meebrengen dat de conflictregels voor het toepassen van de sociale zekerheid wetgeving worden omzeild.