Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 1009/16 - 28-11-2017

Samenvatting

Zoals in de zaak J.R. t. Griekenland (zie databank) klaagt de verzoeker, een Algerijnse onderdaan, in casu ook over zijn detentieomstandigheden. Hij werd gedurende 66 dagen opgesloten in de cel van een politiecommissariaat in de Turkse stad Yalova. In dit soort cellen blijft men in principe maximum één dag.
 
Het EHRM komt in deze zaak tot een andere conclusie dan in de Griekse zaak J.R. en anderen en dit om drie redenen. Ten eerste, werd de verzoeker 66 dagen opgesloten in een gewone cel van het politiekantoor dat niet gepast is voor langdurige detentie. Ten tweede blijkt uit de foto’s van het dossier dat de verzoeker op een betonbank moest slapen en geen bed had. Ten derde, last but not least, merkt het EHRM op dat de verzoeker geen toegang had tot frisse lucht gedurende de hele duur van zijn detentie, terwijl het folteringscomité (CPT) het recht op één uur per dag oefening cruciaal vindt. Rekening houdend met die drie elementen beslist het EHRM dat de detentie van dhr. Boudraa het artikel 3 EVRM heeft geschonden.