Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 61411/15, 61420/15, 61427/15 en 3028/16 - 28-03-2017

Samenvatting

Het EHRM veroordeelt Rusland voor onwettige detentie en een schending van artikel 3 EVRM omdat het 4 asielzoekers de toegang tot het grondgebied had geweigerd, waardoor zij maandenlang in de transitzone van de luchthaven moesten verblijven, een de facto detentie. De verzoekers krijgen van het EHRM tussen 15.000 en 26.000 euro schadevergoeding, afhankelijk van de duur van de detentie.
 
Feiten: detentie van asielzoekers in de transitzone van de luchthaven in Moskou
 
De vier verzoekers in deze zaak zijn asielzoekers afkomstig uit Irak, Somalië, Syrië en Palestina. Bij hun aankomst op de luchthaven weigerden de Russische autoriteiten de toegang tot het Russische grondgebied omdat ze over irreguliere reisdocumenten beschikten. Ze kwamen in de transitzone terecht. Deze situatie heeft tussen vijf en acht maanden geduurd voor drie van hen. De Somaliër verbleef er 1 jaar en 11 maanden (van april 2015 tot maart 2017). Ze dienden allen een asielaanvraag in maar kregen geen bescherming van de Russische autoriteiten. De Iraakse man en de Syriër werden nadien door het UNHCR in Denemarken en Zweden hervestigd. De Palestijnse man is naar Egypte gereisd om aan zijn detentie te ontsnappen. De Somaliër is om dezelfde redenen naar Mogadishu teruggekeerd.
 
Voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens beweren ze dat hun opsluiting zowel artikel 5 (recht op vrijheid en veiligheid) als artikel 3 (verbod op foltering, onmenselijke en vernederende behandeling) schendt.
 
Schending van artikel 5 (recht op vrijheid en veiligheid)
 
Het EHRM merkt vooreerst op dat het verblijf in de transitzone niet gekozen was door de betrokkenen, die noch het Russische grondgebied konden betreden (door de beslissing van de autoriteiten) noch naar hun herkomstland konden terugkeren (door de lopende asielaanvraag). Het EHRM analyseert deze situatie als de facto detentie, die moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 5 van het EVRM.
 
Volgens het EHRM is hoofdstuk 5 van de bijlage 9 van het Chicagoverdrag geen voldoende juridische basis voor de detentie. Dat verdrag bevat immers geen regel over de opsluiting van passagiers van wie de reisdocumenten onregelmatigheden bevatten, wat betekent dat de materie door het nationale recht moet geregeld worden. In dat verband heeft de Russische regering geen enkel nationale bepaling vermeld om de detentie te rechtvaardigen. In afwezigheid van enige juridische grond voor de detentie stelt het EHRM dus vast dat artikel 5§1 van het EVRM geschonden is.
 
Transitzones zijn onwaardige plaatsen voor lang verblijf: Schending van artikel 3 (verbod op foltering, onmenselijke en vernederende behandeling)
 
Het EHRM stelt dat transitzones van luchthavens per definitie geen adequate plaatsen zijn voor lang verblijf, door het gebrek aan bedden, douches, privacy, kookfaciliteiten. De slechte omstandigheden van de situatie in Russische luchthavens is bevestigd door het UNHCR, die regelmatig voedsel en hygiënische kits aan asielzoekers verdeelt.
 
In de zaak Idiab en Riad tegen België, besliste het EHRM dat een verblijf van respectievelijk 11 en 15 dagen al vernederend genoeg was om tot een schending van artikel 3 van het EVRM te leiden. In casu hebben verzoekers maanden in die omstandigheden moeten verblijven. Het is dus geen verrassing dat het EHRM hier een schending van artikel 3 vaststelt.
 
In een afwijkende opinie vindt rechter Dedov dat er geen sprake van detentie of van vernederende behandeling is omdat de verzoekers zelf verantwoordelijk zouden zijn voor hun situatie door hun keuze om zonder geldig reisdocument te reizen.