Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 55470/10 - 10-01-2017

Samenvatting

In een arrest van 10 januari 2017, beslist het EHRM, dat Zwitserland artikel 8 EVRM niet heeft geschonden door het verblijf van een man, die twee keer strafrechtelijk veroordeeld werd, in te trekken en hem terug te sturen naar Macedonië. Volgens het EHRM maakten de nationale overheden een correcte afweging tussen het recht van de verzoeker op een familieleven en de belangen van de staat om de nationale veiligheid te beschermen.
 
Feiten: intrekking verblijf na herhaaldelijke veroordelingen
 
De verzoeker, een man met de Macedonische nationaliteit leefde reeds meer dan 20 jaar in Zwitserland toen zijn permanent verblijfsrecht werd ingetrokken en zijn verwijdering werd uitgesproken. Hij kwam als 9-jarige jongen in het kader van gezinshereniging naar Zwitserland, trouwde er met een Macedonische vrouw en heeft twee kinderen met haar. Hij verloor echter zijn verblijf nadat hij twee keer strafrechtelijk veroordeeld was: voor misbruik van vertrouwen en doodslag door een auto-ongeval (wegens overdreven snelheid). Na het uitzitten van één derde van zijn straf, werd de uitwijzingsbeslissing betekend. De man en zijn familie verhuisden naar Macedonië waar ze enkele jaren bleven wonen. In 2015 vestigde zijn familie zich vervolgens weer in Zwitserland.
 
De verzoeker roept een schending van artikel 8 EVRM in. Hij meent dat het intrekken van zijn verblijf zijn recht op gezins- en familieleven schenden omdat hij geen rechtstreekse banden meer heeft met Macedonië aangezien hij als kind is aangekomen en 20 jaar in Zwitserland heeft gewoond, hij er getrouwd is en er twee kinderen opvoedt.
 
Geen schending artikel 8 EVRM: de Zwitserse autoriteiten maakten een correcte afweging
 
Het EHRM oordeelt dat Zwitserland het recht op gezins- en familieleven niet heeft geschonden.
 
Het EHRM erkent dat er een inmenging is van het recht op een gezins- en familieleven door het verblijfsrecht van de man in trekken, maar herhaalt de vaststaande principes dat artikel 8 EVRM niet absoluut is, en dat inmenging toegestaan is om de nationale veiligheid te garanderen, wanneer deze in een wet is vastgelegd en        de inmenging proportioneel is met het nagestreefde doel.
 
Het ERHM verwijst naar eerdere rechtspraak[1] waarbij het een aantal criteria oplijst om de proportionaliteit te evalueren:

de aard en de ernst van het misdrijf;
duur van het verblijf in het land;
de tijd die verlopen is sinds het misdrijf gepleegd is en het gedrag van de verzoeker;
de nationaliteiten van de betrokken personen;
de familiesituatie van de verzoeker, zoals de duur van het huwelijk, het hebben van een familieleven;
of de partner al dan niet op de hoogte was van het gepleegde misdrijf op het ogenblik dat ze een relatie startten;
of er kinderen zijn en hun leeftijd;
de graad van de moeilijkheden die de echtgenote zou ondervinden in het land naar waar de verzoeker wordt uitgewezen.
Het hoger belang en welzijn van de kinderen, in het bijzonder de moeilijkheden die zij kunnen ondervinden in het land naar waar de verzoeker wordt uitgewezen.
De duurzaamheid van de sociale, culturele en familiale banden in het gastland en het land van bestemming.

 
De nationale rechtbanken hadden bij hun beslissing onder meer rekening gehouden met de ernst van de feiten, zijn gebrekkige integratie in Zwitserland, zijn kennis van de Albanese taal en verbondenheid met Macedonië waar hij een deel van zijn kindertijd heeft doorgebracht en sindsdien nog terugkeerde. De nationale autoriteiten hielden er eveneens rekening mee dat zijn echtgenote eveneens de Macedonische nationaliteit heeft en dat hun kinderen, eveneens Macedonische burgers, zich dan ook redelijkerwijze zouden kunnen vestigen in dat land.
 
Het ERHM volgt de afwegingen die de nationale autoriteiten hebben gemaakt. Het ERHM benadrukt verder dat het inreisverbod maar voor zeven jaar van toepassing is en dat de verzoeker een tijdelijke opschorting van het verbod kan vragen om zijn vrouw en kinderen te bezoeken. Bovendien had zijn familie hem voor de eerste vier jaar al vergezeld naar Macedonië, waardoor ze, volgens het EHRM, nu nog voor slechts drie jaar geografisch gescheiden moeten leven.
 
Het EHRM meent dan ook dat de Zwitserse autoriteiten een correcte afweging hebben gemaakt, en dat er geen sprake is van een schending van artikel 8 EVRM.


[1] EHRM, Üner v. the Netherlands, 18 oktober 2006, nr. 46410/99, §§ 57-58.